Ik haalde de beschermkooi van het vogelpindakaashuisje en niet veel later hipte een koolmeesje naar binnen. Wel voorzichtig: eerst landde het op het muurtje, daarna op de rugleuning van de tuinbank om vervolgens naar het stokje voor het huisje te vliegen. Zijn kop draaide onophoudelijk van links naar rechts en van rechts naar links alsof het een zebra ging oversteken. Dan: de pot in, hapje nemen, met het hapje weer eruit en dat op de tuinbank opeten, of wegvliegen naar veiliger oorden.
Het koord dat om de onderste tak van de amberboom zat en waaraan de beschermkooi met in het hart een tweede pot vogelpindakaas hing, maakte ik los. R opperde dat het misschien te onveilig voelde zo onder het bladerdak van een boom. Ik nam de kooi mee naar de pergola en hing ‘m naast de vogelvoedersilo aan de haak waar ooit een schommel aan vast zat. Een koolmeesje kwam kijken, maar verkoos toch de zaden in de voedersilo. Er is van de pindakaas gegeten, dat zie ik aan de krasjes in het pindavet. Misschien moet ik een stokje door de tralies steken, zodat ze kunnen landen en zitten terwijl ze peuzelen. Wij zitten ook graag als we eten.