We staan in de kapucijners. Zaterdag reikten ze nog tot de heupen, nu verdwijnen onze voeten er niet eens in. Ze stonden er abnormaal goed bij, de acht hectaren, zegt mijn broer, hij rekende op zes ton. De man die vorige week de containers voor de oogst bracht, zei nog: die liggen er dinsdag wel af. In de schaduw van een van de containers staan we. De kapucijners zijn eraf, zo ver als we kijken is de grond ermee bezaaid, uit de peulen geroffeld door de code oranje hagelbui van zaterdag, een precisie bommentapijt van hagelstenen die geen vierkante centimeter oversloegen. De hagel ging in een strook over het eiland en alle 62 hectare van mijn broer lagen in die strook. In tien minuten was het bekeken. ‘Het leek wel een oorlogsgebied,’ zegt collega-boer A, die met zijn zoon in de auto is gesprongen om er bij te zijn als mijn broer een eerste omgang gaat maken. De combine staat verderop al klaar. ‘De hagel lag er na twee uur nog,’ zegt mijn broer. Mijn oom en tante waren gisteren wezen kijken. Die hadden zoiets in hun lange leven nog nooit gezien. ‘Ik had de mooiste blok cichorei,’ zegt mijn broer, ‘de mooiste bieten, als je erdoor wilde, moest je echt waden, zo dicht en rijk stond het blad.’ Verderop liggen de bieten en cichorei als ontblote tandhalzen in de kurkdroge aarde, op hun kop nog wat sprieten afgeknapt groen, dor al. Er komt een man van de suikerfabriek de kapucijners in gelopen. Hij is ook langs de bietenblokken van mijn broer gereden. Hij heeft de fabriek al een mailtje gestuurd over wat hier in deze contreien gebeurd is. Mijn broer heeft ingeschreven op een levering in september. Ze geloven niet dat dat er in zit, zeker niet de bieten bij stee, al denkt mijn broer dat het andere blok bij de betonnen pad meer kans maakt op herstel. Anders is het wachten tot november. De plant heeft eerst alle energie weer nodig om het blad te herstellen en als dat op orde is, kan de energie naar de biet, naar het maken van suiker. Maar wat gaat die veertig graden deze week doen, vraagt mijn broer zich af. Het blad dat er nog zit wordt geroosterd. Dan de tarwe, die is niet zozeer platgeslagen, wat hoosbuien of storm kunnen doen, nee, de hagel heeft de aren gewoon leeggeroffeld. Net als in de kapucijners is de grond daar bezaaid met tarwekorrels. Mijn broer heeft direct de jager gebeld, want eenden zijn er als de kippen bij als er ergens een gedekte tafel is en met hun enorme poten kunnen ze een gewas helemaal plat walsen. De quinoa die in de Noordpolder staat heeft relatief de minste schade. En ook in het blauwmaanzaad zijn weliswaar veel stelen geknakt, maar de dozen met de zaadjes zijn heel gebleven en van de geknakte stelen zweven de dozen nog een flink stuk boven de grond. De combine tilt die wel op. Mijn broer klimt de combine op, gaat een omgang maken, kijken wat er nog vanaf komt. Als hij weer vooraan is, neemt hij een monster, zijn dochter neemt het blik mee naar de boerderij om het vochtgehalte te meten. Even later belt ze. Ietsje aan de hoge kant nog, maar dat mixt wel met de drogere kapucijners van straks, van morgen. Wat er vanaf komt, valt nog niet eens tegen. Misschien toch nog twee ton, genoeg om de kosten te dekken. Ze overleggen, mijn broer, zijn collega, diens zoon. Doorgaan maar, met die zon en die wind is de kans groot dat wat rijp is en nog in de peul zit, morgen of overmorgen alsnog op de grond valt. Sowieso is iets doen in zo’n oorlogslandschap beter dan verloren rondlopen en het hoofd de kans te geven op malerij. Verderop zit de jager in zijn hutje, ‘vaak van acht uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags,’ zegt mijn broer. Regelmatig horen we een knal. De hond heeft hij thuisgelaten, die zou rennend over de kurkdroge peulen de resterende kapucijners er maar uit trillen. Alle beetjes helpen.