Op twee armlengtes zit een tortelduif op de leuning van het tuintrapje. We kijken naar elkaar. Mijn hoofd- en typbewegingen schrikken hem of haar niet af. Een andere tortel wandelt op de aluminiumlijst van de linkerschutting. Een mannetjesmerel landt op de rechterschutting, vliegt weg, komt terug, vliegt door naar de dakrand. Even later landt een jonge merel op de schutting. Een koolmees zit op het zwarte verlengsnoer dat opgerold aan een ring aan de pergola hangt. Een andere koolmees pikt in de licht gespleten bovenste schuttingplank. Bijen vliegen van amandelroosje naar amandelroosje en van slangenkruid naar slangenkruid. Een koolwitje vlindert boven de druiven. Een tortel wandelt schuin boven me op iets meer dan een armlengte op het muurtje dat ons terras scheidt van dat van de buurman. Opnieuw kijken we naar elkaar.