Ik zei dat ik dacht dat mijn verstandskies eruit moest – ik lette erop dat ik de klemtoon op de eerste lettergreep legde –, dat mijn mond niet meer helemaal open kon, dat saxofoonblazen pijn deed, maar toen ik eenmaal in de stoel lag, zei de tandarts: ‘Het is niet je verstandskies, het is het tandvlees.’ Dat was ontstoken. De pus kwam eruit. Hij gaf me een handspiegel en wees op twee gezwollen zakjes rondom de verstandskies die dus rommelde maar zich nog niet liet zien. Het was een jaar geleden begonnen en ik had de druk in toom gehouden met in listerine gedrenkte wattenstaafjes en tandenborstels. ‘Ik geef je een spuitje,’ zei de tandarts. Die moest ik voor een deel vullen met lauwwarm water en voor een deel met listerine. En dan het puntje van de spuit in zo’n zakje zetten. De punt had een lichte kromming. Ook kon ik eerst de spuit vullen met alleen warm water, de plekken schoon spoelen en dan als laatste het listerinemengsel er achteraan. ‘Mag het ook met pure listerine?’ vroeg ik. Tuurlijk, maar het was nogal duur, vandaar deze tips. Ander mondwater was ook goed, als het maar desinfecterend was. Zou ik de verstandskies er nu uit willen hebben, dan kon dat alleen met een operatie. Als de truc met het spuitje werkte, was het wachten tot de kies doorkwam en dan kon hij hem gewoon trekken. Tegen R die een dag eerder geweest was, zei de tandarts dat verzekeraars streng waren geworden, dat hij niet meer zomaar mensen naar de kaakchirurg mocht sturen, dat er een medische noodzaak moest zijn, ook al betaalden mensen alle kosten zelf. Toen ik uit de stoel opstond, gaf hij me een papieren handdoekje waarmee ik de druppels van mijn gezicht kon vegen. ‘En doe je haar even goed aan de achterkant,’ zei hij, ‘het is plat geworden.’ Dat laatste zegt hij altijd.