‘Erwtensoep,’ zei R. Omdat het nog lekker vroeg was, zocht ik een recept voor vegetarische erwtensoep en kwam uit bij Karin Luiten. Ik had nog nooit zelf erwtensoep gemaakt, waarschijnlijk omdat ik meestal pas tegen vijf uur ga nadenken over het avondeten. Buiten knisperde de sneeuw onder mijn rubberlaarzen, op de parkeerplaats bij de winkels stonden weinig auto’s en ook in het winkelcentrum zelf was het uitgestorven. Toch viel het niet tegen, zeiden de groentevrienden. Ik kocht twee winterwortels, twee preien, twee grote uien, een knolselderij, 500 gram spliterwten, bleekselderij, een prijswinnende rookworst en dronk een kopje thee. De groentedochter zei dat erwtensoep een kwestie van een kwartier was sinds ze een snelkoker had. Bij AH stond direct achter de poortjes een tafel vol blikken erwtensoep en erwtensoeppakketten met uitgedroogde halve stukken knolselderij en roggebrood en rookworsten. Ik kocht Bolletje roggebrood, oude boerenkaas en zoetjes. De navulverpakking met 300 zoetjes kostte 1,50 euro, die met 600 zoetjes 3,18 euro. Ik belde R om te vragen of ik twee witte t-shirts met V-hals voor hem moest meebrengen. Thuis trok ik van één winterwortel, één prei, één ui, drie stengels bleekselderij, een grote bos platte peterselie, een halve lepel peperkorrels en een halve lepel zout bouillon. In een andere pan smolt ik boter, fruitte daarin de andere grote, gesnipperde ui en twee knoflooktenen, daarna de in stukken gesneden knolselderij, de andere wortel en prei. Ik spoelde de spliterwten af in een zeef en deed die erbij en goot vervolgens de bouillon door de zeef bij de gefruite groenten. Toen alles zachtjes borrelde, vroeg ik R op de pan te letten, trok mijn rubberlaarzen weer aan en ging naar buiten. Het was lekker banjeren door de sneeuw. Bij het paadje langs het huis met de miniatuurmolen sprong een hond tegen me op en zei de vrouw die bij de hond hoorde dat het niet mocht. Bij de plas parkeerde een vrouw een bestelautootje dichtbij het pad, deed een achterdeur open waar vier honden uit sprongen. De twee grootsten sprongen tegen elkaar op. ‘Kom,’ zei de vrouw en ik lette goed op of zij haar loslopende kudde in de gaten hield. Op de dijk langs het water was gestrooid en was het over met het zachte tapijt, bij het huis dat in aanbouw was en waarvan we bij de onderste laag nog dachten ‘wat een klein huis wordt dat en waarom zitten er geen ramen in de muur’, stond in de berm een metalen geraamte met aan allebei de kanten ruiten. ‘Eén verkeerde sneeuwbal,’ dacht ik, ‘of een opspattende steen van een langsrijdende auto en je kunt nieuwe gaan kopen.’ Die ruiten waren bedoeld voor de enorme pui die in twee woonlagen bovenop die kleine onderste laag was gezet. Na ruim een uur liep ik de wijk weer in en kon ik de soep bij wijze van spreken al ruiken. Ik dacht aan de Unox-reclame, maar dan veel lekkerder, puurder vooral.