Een gedenkwaardige dag

Om half drie moesten we bij De Doelen zijn. We liepen naar de hoofdingang, Z maakte zich op het toilet nog mooier dan ze al was en ik vlocht haar haren, maar ze besloot dat los toch beter was. Toen ze klaar was, bleken we naar de andere ingang te moeten. ‘Die deur,’ zei Z waar ze een bruine jongen naar binnen zag gaan. Er stonden veel mensen met een badge op hun kleding die ons welkom heetten en die ons leidden naar een balie waar we twee roodwitblauwe vlaggetjes kregen en waar Z haar id moest geven waarna haar naam op een lijst werd doorgestreept. Daarna liepen we naar een garderobe waar we onze jassen afgaven en daarna gingen we een brede trap op. Bovenaan de trap stond een feestelijke boog van rode en witte en blauwe ballonnen. We namen allebei muntthee en gingen zitten. Ik haalde twee muffins waarin een roodwitblauw vlaggetje was gestoken. Er waren veel mensen, kinderen, families, vrienden, de meesten feestelijk uitgedost. Iedereen maakte foto’s van elkaar, wij maakten ook foto’s. Ik vroeg een Afrikaanse man of hij een foto van ons samen wilde maken. Toen kwam een vrouw met een badge ons vragen om naar de zaal te gaan en Z wilde niet helemaal vooraan, graag een beetje hoger. We gingen zitten en we zagen de burgemeester al. Z is een keer bij hem op de thee geweest met haar klas. Z bekeek het podium en zei: ‘Moet ik daar straks?’ Ik zei: ‘Ik denk het wel.’ ‘Oeioei.’ De burgemeester hield een mooi, streng verhaal over plichten en rechten en vrijheid en de rechtstaat. Een mooie les maatschappijleer en staatsinrichting ineen. Ik leerde er ook nog wat van. Dat ik als ingezetene mijn land moet verdedigen als het in oorlog raakt. Toen begon de eigenlijke ceremonie. Als je je naam hoorde moest je naar voren komen, via het linkertrapje het podium op, dan bij de microfoon zeggen ‘Dat verklaar en beloof ik’ of ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en dan ging je via het rechtertrapje weer het podium af. De burgemeester legde nog uit dat bij de belofte de handen naast het lichaam bleven en dat bij de eed twee vingers van de rechterhand aaneengesloten ter hoogte van het oor gehouden moesten worden. De meeste mensen waren zo zenuwachtig dat ze toch vingers opstaken als ze de belofte uitspraken en dan moest het over van de burgemeester. Hij deed het liefdevol. Z zei: ‘Oh, ik ben met een Z dus ik ben nog lang niet aan de beurt.’ ‘Nou,’ zei ik, ‘je achternaam is met een A.’ Maar het ging kriskras door het alfabet. Niet veel mensen deden de eed. Z bewoog haar hand heel snel op en neer op haar borst. ‘Alles gaat zo zo,’ zei ze. Ik wreef even over haar schouders. Toen ze aan de beurt was, liep ik met haar mee tot voor het podium. Ze besteeg trots de trap, liep naar de burgemeester, bracht haar rechterhand naast haar hoofd en begon te spreken. ‘Twee vingers,’ zei de burgemeester, hij deed het voor. Van de zenuwen schoot ze in de lach, ze heeft een hele mooie lach. Ze drukte de andere vingers naar beneden en hield haar wijs- en middelvinger vlak bij haar oor. ‘Een beetje verder weg,’ zei de burgemeester. Ze deed een stap naar achteren. Nee, hij bedoelde de vingers, hij pakte haar arm en duwde die een beetje van haar hoofd weg. Ze wilde weer beginnen, maar hij zei: ‘En nu nog dicht bij de microfoon.’ Ze lachten nu allebei, de burgemeester en Z. Toen sprak ze helder en luid ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig.’ Niemand had nog zo ferm en overtuigd het Nederlanderschap aanvaard. ‘Applaus,’ zei de burgemeester. Hij gaf haar het papier, gaf haar een hand en draaide zichzelf en Z naar de fotograaf. Voor de zekerheid maakte ik drie foto’s.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.