Schoonheid

De grote bonte specht is er weer. Ik heb mijn houtblok met diepe gaten nog niet gemaakt, ik heb het blok nog niet eens in huis terwijl er bij de plas prima blokken liggen die in mijn fietstas passen. De imposante vogel met zijn rode broek komt, net als gisteren, vanuit het noordoosten over de tuin gevlogen, landt in een van de bomen van de buurvrouw, kijkt wat rond, maakt dan een korte vlucht naar onze pergola met de blauwe regen, hipt wat over de dwarsbalk naar voren, kijkt weer rond en maakt de korte vlucht naar de amberboom. Daar zet hij zijn pootjes op de stam en tikt zijn snavel in de holtes waar ooit takken zaten en nu vogelpindakaas. Ondertussen blijft hij rondkijken. Door de verrekijker bespied ik zijn zijdezachte lichtbruine buik, het heldere rood daaronder alsof iemand hem in een pot verf gedoopt heeft, de kunstige verdeling van het zwart en wit op zijn kop en rug en staart. Als hij genoeg heeft, vertrekt hij weer. Ik lees verder in het interview met hoogleraar psychologie Laurie Santos in de Volkskrant. Ze werkt aan Yale en woont sinds twee jaar ook op het universiteitsterrein en zag hoe angstig en depressief veel van de studenten waren. Ze zegt: ‘Ons brein heeft nog geen manier gevonden om goed om te gaan met het observeren van anderen die het beter doen of er beter uitzien dan wijzelf.’ Ze bedoelt dat we ons slechter voelen door de successen (rijkdom, schoonheid) van anderen, maar andersom voelen we ons niet beter als een ander minder succesvol of minder mooi of minder rijk is. Misschien dat ik me daarom op vogels stort. Ik voel me niet slechter door de schoonheid van de grote bonte specht. Integendeel.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.