De roodborst snapt hoe je de mens gelukkig maakt. Ik ben nog maar net terug in de keuken na het ophangen van het nieuwe voederstation – dat overigens in een idioot grote doos kwam, de pakjesbezorger moest lang achterin zijn bus graven, hij zuchtte: ‘Heel veel grote dozen de laatste tijd,’ – als de roodborst door de beschermkooi hipt, op het uitstekende plateautje gaat zitten, zijn snavel door de middelste opening van de voedersilo steekt en daar een paar zaadje uit wegneemt. Als R de keuken in komt en het voederstation er verlaten bijhangt terwijl het bij de buurvrouw een drukte van belang is, speel ik de neurotische mens. ‘Haal maar weer weg,’ zwaai ik. ‘De koolmezen en pimpelmezen zitten alleen maar bij de buurvrouw. Mijn voederstation blieven ze niet.’ Maar lang is die rol niet vol te houden.