Zwemmen

Ik deed de deur op slot, ging op mijn tenen staan, tikte het klapraampje van de blauwe kamer dicht, maakte een sprongetje en duwde het wc-klapraam dicht (op de flat heb ik een keer een kleine politieagente door zo’n klapraam naar binnen zien gaan). Ik liep de straat naar links uit, sloeg linksaf en ging vervolgens naar rechts. Langs het water tussen de twee wijken liep ik verder. Twee knullen, misschien net begonnen op hun nieuwe middelbare school, gingen even achter elkaar fietsen om mij in te halen. ‘Maar waar woon jij dan helemaal?’ vroeg de een aan de ander. Bij het sluisje ging het pad licht omhoog en sloeg ik rechtsaf, de weg op. Rechts de voetbalvelden, links de polder waar dit voorjaar een kudde schapen het gras kort hield. Bij hoog water kan deze polder vol lopen. Ik vertrouw erop dat het dijkje waar deze weg op ligt, sterk genoeg is, want ons huis ligt een stuk lager dat dit poldertje. Toen met de bocht mee door het gehucht waar Helga Ruebsamen ondergedoken zat in de oorlog, langs de basisschool, de kinderen speelden buiten zonder jas. Het statige oude huis dat ooit en kaasmakerij was, was nog niet verkocht. Bij het café, waar ik twee keer binnen ben geweest – de eerste keer mocht er nog gerookt worden, de tweede keer bestelde ik tomatensoep, die het midden hield tussen vers en uit blik –, ging de weg weer omhoog en sloeg ik rechtsaf, een andere dijk op. Op een steiger een jongen met een hengel, naast hem gehurkt een knul die met iets in het water spatte waardoor er een opening ontstond in de plak eendenkroos. ‘Er is dit jaar heel veel eendenkroos,’ had tuinman Vincent gezegd toen ik hem wees op het kroos in onze vijver. Iets verderop besloot ik de veenrivier te verlaten en rechtsaf te slaan, de dijk af naar de plas. Dinsdag had ik er voor het eerst dit jaar gezwommen. Terwijl ik me vorig jaar had voorgenomen er dit jaar vroeg mee te beginnen. Het kwam door een zwemvriend die appte: ‘Ga jij vanmiddag nog naar de plas?’ We waren er om vijf uur, er waren nog best wat mensen, al wist je dat het hier een paar uur eerder vol had gelegen. Toen de vriend en ik net onder de ballenlijn door waren zei ik: ‘Wist je dat hier eerder dit seizoen iemand verdronken is?’ ‘Heel geruststellend dat je dat nu zegt,’ zei hij. Anders dan dinsdag was deze dag met regen begonnen, maar nu was de lucht minstens even behaaglijk als dinsdag. En ook het water voelde, ondanks de 35 millimeter regen in de tussentijd, zacht en zonder huivering. Toch was er niemand. Nou ja, een oudere man stopte een tasje onder de snelbinders van zijn fiets. Misschien had hij zijn dagelijkse rondje gezwommen. En verderop, langs de waterlijn, stopte een man zijn spullen in een wit tasje, zo’n tasje dat je overal op de markt kreeg voordat het verboden werd. Hij droeg een herenbadpak zoals mannen die dragen op badfoto’s van rond 1900, maar dan strakker. Hij liep het water in, aarzelde even toen het water zijn kruis raakte. Iets later keek ik nog een keer om, maar vond hem niet. Ik zocht dan ook veel te ver. Hij zwom net buiten de ballenlijn, had een zwembrilletje op, net als ik op zou hebben gedaan als ik mijn zwemspullen bij me had gehad.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.