Tuinleven

Ze zaten aan de tuintafel, Z en haar vriendin E. Allebei lieten ze hun vingers langs de sprieten van het hoge siergras glijden. ‘Net als in ons geboorteland,’ vertaalde Z de woorden van E. ‘Gras,’ zei Z. ‘Siergras,’ zei ik. ‘Mooi,’ zei E. ‘Heel mooi,’ zei Z. Ik hoorde een zoemgeluid, als van een bij of een daas, maar dan eentje zo groot als een voetbal en zo hard dat ie vlak achter me moest hangen. Ik keek achterom, niks, toen in de lucht. Een drone. Heel hoog. Z wist wat een drone was. Ze moest weer verder, een afspraak bij de dokter. Ze kon niet slapen van de pijn in haar been, haar heup. Ik liep met ze mee naar de voordeur, twee dochters van een ander continent. Weer terug in de tuin reikte de buurman van rechts een potje pruimenjam aan. ‘Zelfgemaakt.’ De pruimenboom vlak naast de schutting was de afgelopen weken bijna bezweken onder de enorme vruchtenvracht, in sommige takken zaten scheuren. Ik ging weer zitten in de luie tuinstoel, laptop op schoot, eindelijk weer eens tijd voor deze stukjes. In een andere tuin stemmen. Vrouw: ‘Er cirkelen allemaal vliegen rondom de vuilnisbak.’ Man: ‘Uhuh.’ Vrouw: ‘Ze kruipen er zelfs in.’ Man: ‘Uhuh.’ Vrouw: ‘Ja, dat deksel sluit helemaal niet goed, er zit zo’n kier.’ Ik zag het voor me. De vrouw die met haar vingers een afstand toont, de man die niet opkijkt van het boek of het tijdschrift dat hij leest. Die schutting biedt ruimte voor mijn fantasie. Vrouw: ‘De bak stinkt ook.’ Man: ‘Uhuh.’ Vrouw: ‘Ik heb er zelfs mottenballen ingehangen, maar dat helpt niks.’ De woorden van de vrouw leken op. Stilte. Toen alsnog de man: ‘Nou ja, er is dus niks aan te doen.’ Ze hebben ook eens maden gehad.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.