Straat

Ik dacht aan de zwarte t-shirts ‘Feyenoord landskampioen 2016-2017’ die ik zaterdag bij de sigarenboer zag hangen, hoog boven de sigarettenpakjes. Vier stuks, S, M, L, XL, op knaapjes. ‘Ik durf het nog niet te geloven hoor,’ zei de dame met het korte zwartgeverfde haar die de bijlagen een kwartslag draaide en in de krant vouwde. Ik dacht aan de buurman van een paar huizen verder – tevens zelfbenoemd voorzitter van de fictieve vereniging van eigenaren – die zondag kwam vertellen dat de onderhoudsarme gevelplanken geverfd moesten worden. ‘Kosteloos wonen bestaat niet, en onderhoudsvrij ook niet.’ R en ik wisten allebei niet meer wat die nieuwe gevel gekost had. Niet eens bij benadering, dacht ik, nu ik het opzocht. Ik dacht aan mijn vriendin die ik zondag sprak en die vertelde over de 81-ste verjaardag van haar vader. Eigenlijk hadden ze het vorig jaar al groot willen vieren, maar vader was niet zo van het vieren, vader wilde het liefst op zijn verjaardag een beetje in zijn schuur rommelen, maar ze hadden doorgezet, de kinderen en kleinkinderen, en hij had het boven verwachting heel erg leuk gevonden. Ik dacht aan de overbuurman – tien jaar ouder dan de vader van mijn vriendin – die weer thuis was, voor de tweede keer. Na zijn val en het scheurtje in zijn heup was er een pin in gezet en moest hij thuis revalideren. Over de pijn die hij voelde hadden ze gezegd dat die erbij hoorde, tot ze ontdekten dat die pin was losgeschoten en toen moest er een hele nieuwe heup in en daar was hij lang voor weggeweest en volgens de buurvrouw was hij zelfs een beetje in de war geweest. Het was al weken een komen en gaan aan de overkant, van de kinderen, ook niet de jongsten meer, die hun moeder naar hun vader brachten en zorgden waarvoor hun vader altijd zorgde. De Ford Station stond al die tijd stil, vanochtend was hij zelfs weg en even dacht ik dat het voor de buurman afgelopen was met autorijden. Maar net zag ik de roodharige kleinzoon zijn opa’s auto met een hand aan het stuur achteruit inparkeren. Alsof overbuurman voelde dat ik woorden aan hem wijdde, stapte hij met een supersonische rollator naar buiten en wandelde hij, zonder vrouw, zonder kleinzoon, vlot de straat uit en de hoek om alsof hij de metro moest halen. Zelfs zijn scheefgegroeide rug leek rechter. De zwarte jongen met de dik gewatteerde donkerblauwe jas, capuchon op over een pet – altijd, of het nu vriest of dertig graden is – zette zijn fiets tegen hun schuurtje en duwde de NRC door hun brievenbus. Ik had de buurman nog niet terug zien komen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.