Maar toch

Een vogel op hoge roodoranje poten op het wad, straks even opzoeken, nu kijken, want zo’n zelfde vogel gaat er achter staan. De voorste staat doodstil, de achterste fladdert met zijn vleugels, hyper zoals een baby soms zijn armpjes, doet een piepklein stapje naar voren, en nog een stapje en nog een, tot vlak achter de vogel voor hem zonder dat hieperdepiepgefladder te onderbreken. Het lijf is bruinwit, de onderkant van de vleugels wit, de lange slanke snavel roodoranje als de poten. Het mag even duren. Dan stopt de fladderaar even abrupt als hij is begonnen met die vleugels, nog een keer spreidt hij ze en springt dan bovenop de rug van de voorste. Die verroert zich niet. Voetje voor voetje schuifelt de bovenste achteruit en begint waarvoor deze hele aanloop bedoeld is. Als de onderste er genoeg van heeft verwijdert ze de bovenste met een kleine rilling van haar lijf. De afgeworpene wil nog even nabij blijven, steekt zijn roodoranje snavel naar de hare, maar zij weert af, alsof er niks gebeurd is. Hij druipt af. Verderop heeft de hele tijd een soortgenoot staan roepen. Verder weer, de fiets op. Hier geen bevrijdingsdag, die kwam pas in juni. Langs het pad een bouwsel van vier robuuste balken, bij elkaar gebracht zoals in een indianentent. Het lijkt ieder moment om te kunnen vallen met die vier palen die allemaal westwaarts hellen. Tussen de balken een paar dwarslatten en daarbinnen een bak van plexiglas. Een wetenschappelijk meetinstrument, denk ik, met in die doorzichtige ruimte water dat gaat schommelen bij bevingen die dan worden geregistreerd. Het gasgeboor is hier immers niet ver weg. Maar het blijkt een kunstwerk met op de bodem een gedicht of een uitspraak van Jan Abrahamse (1937-2013).

 

‘Nu weet ik hoe onbeduidend deze frustratie is in de wetenschap dat we onderdeel uitmaken van een melkwegstelsel dat honderd miljard sterren bevat. Maar toch.’

 

Bij voldoende zonlicht zal de tekst op de duingrond te lezen zijn, maar de zon zit achter een dik pak wolken, de wind blaast zijn wangen bol. Iets verderop schapen met hun wintervacht nog lekker aan zoals ik ook warm ingepakt ben in mijn winterjas en blij dat mijn wanten standaard in mijn linkerzak zitten. Weer wat fietskilometers verderop een strandpaviljoen bovenop het duin waar je buiten de kaart om lamsvlees van hier kunt eten, deze week op Perzische wijze. Misschien zijn het wel de jongen van de dames die rondom Abrahamses woorden het gras kort houden. We bestellen kroketjes van Wadden garnalen, bestuderen ondertussen het A3-tje ‘Welke vogels heb jij gezien?’ van de Vogelbescherming dat je gratis kon meenemen bij de VVV. Tureluurseks, daar hebben we zoëven naar gekeken. Dan Jan Abrahamse, die ken ik ook niet. Ik vind een leerzame documentaire van Omrop Fryslân. Abrahamse vond het wadlopen uit en stond aan de wieg van de Waddenvereniging. Een slanke jongeman, beminnelijk gezicht. Met droge feiten en gedegen onderzoek kreeg hij voor elkaar dat een sluis van dertig miljoen gulden nooit in gebruik genomen werd en later weer afgebroken. Voor wie nu ach en wee denkt, voeg ik maar even toe dat er honderd miljoen gulden gemeenschapsgeld in kas kon blijven omdat een nog te graven kanaal dwars door kwelderlandschap, dat dan eerst ingepolderd moest worden, niet meer nodig was. Ook protest tegen Leeuwarden, dat in de jaren zestig van de vorige eeuw nog serieuze plannen had om haar afvalwater via een lange pijp te lozen in de Noordzee. De pijp kwam er niet, wel een rioolzuivering. Alles liefdewerk, oud papier.

 

‘Nu weet ik hoe onbeduidend deze frustratie is in de wetenschap dat we onderdeel uitmaken van een melkwegstelsel dat honderd miljard sterren bevat. Maar toch.’

 

Bedankt meneer Abrahamse.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.