Ik had voor de eerste dag gekozen, dan zou het nog niet zo druk zijn, dacht ik, en dat klopte. Bovendien was iedereen nog heel enthousiast. Na drie dagen ben je het vertellen van het pure verhaal over Spaanse worst, of Hongaarse olieën uit karweizaad en zwarte peper, of brood met maar drie ingrediënten, of mosterd van hele mosterdzaden en kersen (omdat de buurman kersenteler is en na weer een hagelbui aankwam met de vraag: kunnen jullie wat met de gebutste kersen), of limonadesiroop louter op basis van vruchten en kruiden, géén suiker, of kaas die alle tijd heeft gehad om lekker te worden, wel beu, maar na twee uur nog niet, dan vertel je dat graag. Ik liet de enthousiaste ondernemers vertellen terwijl ik proefde en dronk en kocht. Dan was er nog een film over een buitenplaats, een oude moestuin met vruchtbomen, een orangerie, kassen. Ik was er een keer geweest, in Dordrecht. Vooraf was een interviewtje met de eigenaar die vertelde hoe hij Jan twintig jaar geleden had verleid hem te komen helpen de wildernis te herstellen. Jan was inmiddels 85 en wist alles van snoeien en rassen, unieke kennis die hij graag doorgaf. Voor een mooie tuin moet je verlangen hebben, zegt Jan in de film. Dat verlangen moet er altijd zijn en moet heel geduldig zijn. Anders wordt het niks. Een jonge knul legt hij uit hoe hij de peer moet snoeien. Schrijf je dat nou ergens op? vraagt Jan. De jonge knul zegt dat hij het wel onthoudt. Je moet het opschrijven, zegt Jan, onthouden doe je pas als je het een paar keer hebt opgeschreven, over drie jaar moet je dit zelfstandig kunnen, want dan ben ik er niet meer. Dat zal toch wel meevallen, zegt de jonge knul. Dan ben ik 89, zegt Jan. Mooie leeftijd toch, zegt de knul. Ja, om dood te zijn, zegt Jan. Portret van een tuin, pure zen.