Rubber

eerstekamerIk keek naar een debat over kindregelingen. Er waren er nu heel veel en straks nog maar een paar. De minister noemde het een belangrijke hervorming, wat betekende dat er veel ging veranderen. Arme mensen met kinderen en een uitkering gingen er op achteruit, arme mensen met kinderen en werk gingen er op vooruit. Al in mijn eerste baantjes in het restaurant van Vroom&Dreesmann en bij de levensverzekeringen van ABNAMRO leerde ik dat werken extraatjes opleverde: overgebleven taartjes op zatermiddag, een personeelspasje, een paraplusol met de tekst How’s life en het logo van de bank. Vandaag waren het misschien voetballen die werknemers in een gulle bui mee naar huis kregen, leuk voor de kinderen. Aan dat soort extraatjes deden sociale diensten niet. Die kinderen van een werkloze vader of moeder hadden nu een nog grotere kans om zelf ook weer arm te worden, zei een Kamerlid dat het consequent had over de kansen voor kinderen, wat mij logisch leek bij een wet over kindregelingen, maar zo logisch was dat niet, want behalve dat deze wet geld moest opleveren voor het rijk, moest het ook activerend zijn. En daarmee waren de kindregelingen plotseling een arbeidsmarktinstrument geworden. Dat werkte zo. Door arme mensen met kind en uitkering voortaan minder geld te geven en arme mensen met kind en werk ietsje meer geld, heette het plotseling dat werken loonde. Deze kindregelingen zorgden voor een prikkel om aan het werk te gaan. Een Kamerlid dat er op bleef hameren dat het gebruik van het woord prikkel impliceerde dat de opvatting leefde dat de groep met een uitkering het nu kennelijk wel best vond, mocht dat niet zo zeggen. Dat had hij de minister en het VVD-kamerlid niet horen zeggen, zeiden ze verontwaardigd. Ze waren wel heel blij dat werken nu loonde, dat er dankzij deze kindregelingen een prikkel was. Dan was er nog een groep die helemaal buiten de boot ging vallen, vanwege een administratief vinkje bij de belastingdienst. Het ging om vaders en moeders die alleen zorgden voor de kinderen, hun partners waren met de noorderzon vertrokken, in een verzorgingshuis of in detentie, er kwam in ieder geval van die kant geen geld meer binnen om de zorg voor die kinderen te delen, maar bij de belastingdienst stond het vinkje ‘met partner’ aan, en daarom gingen die ouders niet hetzelfde krijgen als andere alleenstaande ouders. Omdat iedereen zich daar druk over maakte, was de minister bereid om voor een jaar de ellende te overbruggen, dan kon die groep zich voorbereiden, zei hij, aan vijftien procent minder inkomen, las ik ergens. Wat er na dat jaar zou gebeuren, bleef mistig. Op het einde van het debat had de livestream op mijn laptop er genoeg van. De woorden van de minister kwamen door in kleine hapjes. Het hele debat voelde als rubber. Dat rubber onder speeltoestellen, waarmee tegenwoordig hele speelterreinen worden betegeld. Als kind kwam je er niet op vooruit.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.