Ik mengde sla met tomaten, walnoten, geitenkaas, schelvislever. Het was van dat weer dat toen ik de groenteboer vroeg of er nog wat aanloop was geweest, hij zei: vrouwtje bloot, handeltje dood. Naast de sla lag de krant, in de tuin warmden zonnestralen de klimhortensia. Op pagina dertien herkende ik de jonge Deense dichter. In een paar weken tijd hadden meer dan honderdduizend Denen zijn bundel gekocht. Onder zijn foto was het gedicht Jeugd afgedrukt. Ik begon te lezen. Bij de zevende regel stopte ik, er droop pis langs het been van de zus. Er zijn dingen die ik niet kan; eten en lezen over pis langs een been was zo’n ding. Ik verlegde mijn aandacht naar het interview. Veel moslims in Denemarken hadden woedend gereageerd op de kritiek van de jonge dichter. Hij bekritiseerde gedrag, zei hij, menselijk gedrag dat je bij allerlei soorten mensen en verschillende religies terugvond. Omdat hij toevallig uit een moslimgezin kwam, praatte hij daarover, andere referenties had hij niet. Ik ben geen islamcriticus, zei hij, hij vond dat de interviewer dit moest opschrijven. Waarom, vroeg ze. Hij praatte al maanden tegen journalisten en volgens hem kon het velen waarschijnlijk niks schelen wat hij probeerde te zeggen. Ze willen alleen kranten verkopen, zei hij. De interviewer vroeg naar zijn vader die hem mishandelde. De jonge dichter zei dat hij zijn vader niks slechts toewenste. Toen vroeg de interviewer of hij nog contact had met zijn ouders. Het is niet dat ik uw vraag niet respecteer, zei hij, maar ik ken u niet. […] ik zie dit niet als een vraag waar mensen iets aan hebben, alleen de krant. Dixit. Niks voegde dit persoonlijke gewroet toe aan de schrijnende, vernederende pis, de angst en de pijn van de klappen. Lees zijn gedichten, wilde ik de interviewer toeschreeuwen.
Pis
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.