Afweging

grondIk hoorde de regen, nog voor ik die waarnam. Toen ik de ragfijne druppels zag en de grond in de tuin die bijna zwart was en de plasjes op straat, smste ik mijn broer. Dit wordt toch wel tien millimeter? vroeg ik. Mijn broer had zeker tien millimeter regen nodig. Omdat zijn grond geen vorst had gehad, was die nu zo taai als Sinterklaas zijn achterwerk. Een paar dagen geleden had hij al zijn trekkers en apparatuur uit de schuur moeten halen om de grond een beetje open te krijgen en zijn kapucijners erin. Waarom wacht je niet op de verlossende regen? vroeg ik toen. Omdat je nooit zeker wist of die regen echt zou komen, zei hij, en of het dan voldoende was, en niet te veel, zodat je je land weer niet op kon vanwege de nattigheid. Nu is het mooi weer, zei mijn broer. En ik snapte wat hij bedoelde, al waren boeren ook net zenuwachtige pubers: ging de een het proberen, dan kon de ander niet achterblijven. En met mooi weer kon een boer niet níet buiten zijn. Dat was ondenkbaar. Nu die kapucijners erin zaten, kon hij die regen nog steeds goed gebruiken, flink wat regen maakte de grond los, zoals vorst een taaie kluit verbrokkelt, en dat was goed voor die kapucijner die dan niet al zijn krachten hoefde te verspillen aan het doorboren van die keiharde grond om zijn wortels een plekje te geven voor water en voedsel en misschien wel het loodje zou leggen. Je denkt er niet over na als je een blikje bonen opentrekt of een boterham eet, hoeveel kopzorgen de boer heeft gehad om dat voedsel op jouw tafel te krijgen. Een goede vriend klaagde over de nattigheid buiten, ik zei dat hij blij moest zijn, want anders geen eten. Hij protesteerde nog even: laat het dan op die akkers vallen, smste hij, wat moet ik met regen in de stad? Hij had duidelijk geen broer die boer is. Hoe weet je trouwens dat dit minstens tien millimeter wordt? vroeg hij. Dat weet je gewoon, zei ik.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.