Snelweg

mblncIk vroeg: ‘is hier wifi?’ De arts knikte. Mijn broer zei: ’45.’ En toen iets harder: ‘ik ben 45.’ Mijn vader begon onbedaarlijk te lachen. Alsof we hem net de beste grap van Wim Kan hadden verteld. Het bed op de Spoedeisende hulp was helemaal van plastic en smal, maar er was links en rechts van hem genoeg ruimte over zoals hij daar lag in zijn kleren onder het gewafelde ziekenhuisdekentje dat hij regelmatig een stukje omhoog trok. Hij keek even naar het plafond en zei toen tegen mijn broer: ‘Je bent zeventien toch? Dan ben je hier zonder rijbewijs. Was het nog steeds zo druk onderweg? Tjonge, wat was het druk. Het raasde aan alle kanten. En dan die vrachtwagens.’ Ik liep naar de arts. Ik vroeg: ‘Hoe is hij aangetroffen op de snelweg?’ Ze wist het niet precies: de auto half op de rijbaan, half op de vluchtstrook. ‘Zat hij in de auto?’ vroeg ik. ‘Was hij onwel?’ Ze wist het niet precies. Ik dacht: iedereen heeft het over de NSA, maar als het erop aankomt weten we niks. Ze zei: ‘Medisch gezien is er geen reden om hem hier te houden. Kan hij misschien met een van u mee?’ Op internet vond ik een nummer. Ik vroeg de man of zijn moeder recent nog contact had gehad. Of hij iets wist van verwardheid. Ja, dat wist hij. Het was inmiddels half elf ‘s avonds. Mijn broer had een soort van plausibel verhaal gereconstrueerd maar na de Moerdijk was er een gat. En daarna was er volgens mijn vader een ‘vrouwtje’ van al achterin de veertig, ‘daar had je weinig aan’ en er waren jonge jongens, die wisten gelukkig van wanten. Hij had nog gezegd dat een ambulance niet hoefde, en dan die bloeddruk en een bloedmonster: hij was pas nog doorgelicht, maar ze gingen gewoon door. Ik keek naar de koppeling op zijn linkerhand. Hij dacht dat hij wel een nachtje moest blijven, misschien twee. Het klonk alsof hij iets stouts had gedaan en nu moest nablijven. In zijn colbert vond ik een kaartje van een bergingsbedrijf. Hij zei dat er ook nog vijftig gulden in een van de zakken moest zitten. Ik haalde vier briefjes uit een binnenzak. ‘Veertig euro,’ zei ik. ‘Dat kan het ook zijn,’ zei hij. Tegen een uur ‘s nachts reden we terug nadat mijn broer hem op het hart had gedrukt dat hij wel in het bed moest gaan liggen. Er was een herfstblaadje in ons leven gedwarreld.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.