Ik liep terug naar het Oostplein. Renate zei dat ze heel tevreden was over hoe het ging, ik had het idee dat de vakantie voor sleet had gezorgd, ik was bepaalde oefeningen vergeten en al dat lopen in de vakantie had de spieren aan de achterkant van mijn benen eerder korter dan langer gemaakt, terwijl je bij Pilates heel vaak je benen moet strekken en dan ook nog in een hoek van negentig graden boven je heupen. Op het Oostplein stond een vrouw afwisselend op haar telefoon te turen en rond te kijken. Ze droeg een vrolijk rokje. Het was prachtig weer. Op het nieuwe gemeentebankje zat de oude dame met het gitzwart geverfde haar en de grote zwarte zonnebril met glittertjes in de bovenhoeken te zonnen op haar zelf meegebrachte tuinstoelkussen. Ze had haar rok iets omhoog geschoven en haar blote armen gestrekt naar de zon gedraaid. Ik had haar al vaker gezien. Soms zaten er twee mannen met blikken bier op dat bankje. Die waren er nu niet. De turende vrouw met de telefoon vroeg of ze me iets mocht vragen. ‘Ik moet hier zijn,’ zei ze, en ze liet me het schermpje van haar telefoon zien en zoomde nog wat extra in. Ik zag een Google Maps kaartje waarop een blauw lijntje tussen twee punten. ‘Eerst maar eens uitzoomen,’ zei ik. Zonder context valt de wereld slecht te begrijpen. Ik pakte haar telefoon, ze protesteerde niet, ik duwde mijn duim en wijsvinger uit elkaar tot ik goed zicht had op de omliggende straten. ‘Het zou maar twee minuten lopen zijn,’ zei ze. Hele volksstammen gingen zo op pad. Ze kwamen op een station aan of uit de grond op straatniveau en lieten zich dan overrompelen door de twaalf windrichtingen waaruit ze konden kiezen en dan kregen die twee minuten plotseling een hele andere betekenis. Ik vond de Slaak, daar kwam ik net zelf uitgelopen. Ik ging er met mijn rug naartoe staan en draaide de telefoon. ‘Kijk,’ ik wees met mijn vinger op het kaartje en praatte misschien meer tegen mezelf dan tegen de mevrouw met het rokje, ‘dit is de Slaak, die ligt achter ons, die straat daar met dat grauwe gebouw met die blauwe band aan de onderkant is de Hoogstraat, dan moet het Groenendaal een van de straten achter dit huizenblok zijn. Nee, ik denk dat het hier recht voor ons ligt. Dat het de parallelstraat van de Burgemeester Van Walsumweg is. Waar dat uithangbord van Albert Heijn hangt.’ Ze bedankte me. Het voetgangerslicht sprong op groen. Ze zou er binnen twee minuten zijn. Ik liep de Hoogstraat in. Bij Kinki Kappers stapte iemand naar binnen met heel kort haar.