Ballooërveld

Ooit verstopte de vijand zich achter bomen en struiken, dus waren die aangeplant op dit heidegebied om onze jongens en meisjes te leren de schurken te verrassen en in de pan te hakken. Inmiddels zat de vijand in kabels en virussen en trollen en fake news en waren die bomen en struiken niet meer nodig. Zou de natuur hier zijn gang mogen gaan dan was het hier binnen de kortste keren een wild bos las ik in het boekje, maar de natuur mocht zijn gang niet gaan, die bomen waren inmiddels allemaal gekapt en ook het gras kreeg geen kans, daar zorgden schapen en vrijwilligers voor, dus strekte zich een verzengende open vlakte voor ons uit dat volgens datzelfde boekje heide was. Wij zochten naar twintig tinten paars maar zagen alleen verschroeid oranjebruin. Tussen dat verschrompelde bruin kronkelden paden van louter zand, zeker vijf meter breed, waar geen hard spoor meer in te vinden was, niet langs de kanten, niet in het midden, overal zakten onze voeten centimeters ver weg. Het was het tijdstip waarop de zon de lucht en de aarde maximaal verhit had en het kan dan ook niet anders dan een fata morgana zijn geweest: dat zwarte herenrijwiel tegen een boom, de enige boom in straal van vijf kilometer, en die man loom liggend op een groene Fatboy-ligzak, de voeten losjes over elkaar, een boek in zijn handen in de schaduw van die boom, lezend. R zei dat hij het ook had gezien.

De stad uit

Ik schreef Zuid-Laren op het briefje met het volgende overnachtingsadres, maar dat was natuurlijk niet goed, dat streepje. De mevrouw van de receptie wees me terecht, maar desondanks was ze nog steeds bereid onze bagage na haar werk die kant op te brengen, Zuidlaren, daar woonde ze. Met bellen kom je een heel eind. Bijna iedere hotelier of b&b-eigenaar weet wel een mouw te passen aan mijn verzoek. We lopen de stad uit. De stad is altijd lastig, veel wegen, veel lantarenpalen en verkeersborden, waar zijn de witrode markeringen. We lopen langs een kanaal, rechts een school. Ook al is het nog maar half elf, het schoolplein is vol kinderen, er tettert muziek, er is een podium, dansende juffen, slingers. Laatste schooldag. Kinderen leren tegenwoordig al vroeg in stijl afscheid te nemen. We passeren later deze week dorpsschooltjes waar banners hangen met daarop de namen van de drie of acht kinderen waar de school dit jaar afscheid van neemt. We zien banken die door kinderen van groep acht uit een voorbij jaar aan de school zijn geschonken. Dan houdt de stad op en zijn er enorme plassen waarop wordt gevaren en waarlangs wordt gefietst en gewandeld. Als we voorbij het plaatsje zijn waar een paar jaar geleden zo’n ophef over was nadat een meisje op Facebook per ongeluk de hele wereld voor haar feestje uitnodigde begint langzaam het zand. Met het zand komen de bomen, de bossen, de kleinere boerderijen die zich omringen met bomen, hier en daar wat vee, schrale grond. Schaduw, dat vooral.

Gras

En dan houden de akkers zomaar op, alsof iemand een lijn heeft getrokken, tot hier en niet verder, en groeit er alleen nog maar gras op de aarde. Op dat gras schapen, paarden – ik las ergens over de verpaarding van het platteland als een plaag – en koeien, al zijn die in de minderheid. Volgens de nieuwsberichten hebben de boeren ze naar binnengehaald vanwege de hitte en een gebrek aan sappig gras. Hier en daar een pluimveehouderij, al weet ik dat alleen maar vanwege een bordje langs de weg. Net als op die akkers van gisteren is ook hier geen centimeter onbenut, dus geen flauwekul met rijen bomen, nee grasland tot aan de weg, maïs tot aan de weg. De scholen zijn hier nog in touw, de laatste week voor de zomervakantie, we zien jongelui zonder rugzakken vanuit de richting van de stad komen. De speciale houders voor die rugzakken op de bagagedragers, iets rechtopstaands  met een snelbinder direct achter het zadel, hebben al vakantie. Sommige jongelui hebben een beugel op hun stuur, kunnen ze hun armen opleggen en met hun handen beetpakken, kracht aan ontlenen, denk aan Dumoulin op zijn tijdritfiets, hoeven ze niet zoals die vrouwen die ik gisteren zag hun armen over elkaar op hun stuur te leggen.

Armen op het stuur

Vlak land, welke kant je ook op kijkt. Geen centimeter van de vruchtbare vette klei is zonder aardappelen, graan, suikerbieten. Hier geen polders, dus ook geen dijken en geen bomen langs die dijken. De wegen zijn niet breder dan noodzakelijk. Op grote afstand van elkaar hier en daar een in zichzelf gekeerde boerderij. De zon heeft ongenadig vrij spel. De wind gelukkig ook. Een kraan hapt stukken muur, vloer en binten uit een boerderij. We lopen in de provincie G, dus denk ik onmiddellijk: gas, bevingen. Maar wie weet wil de boer die we bij de toegang tot het erf naast het bergje oud ijzer en kapotte fietsen zien scharrelen, gewoon een nieuw huis. Of woont hij allang ergens anders en komt hij ’s ochtends bij deze ongewoon hoge, smalle kassen en nieuwe groene schuur aangereden in een stoere auto waarmee hij zonder problemen naar Zuid-Afrika zou kunnen rijden. Er wordt hier op de vlakte op die sporadische weggetjes veel gefietst, niet door echtparen van een bepaalde leeftijd in modieuze korte broeken met trapondersteuning en kloeke fietstassen, nee door mannen en vrouwen in alledaagse kleding op degelijke fietsen zonder accu onder de snelbinders die een boodschap hebben gedaan in een dorp, die hier ook al niet dik gezaaid zijn, of terugkeren van werk. Zeker drie vrouwen van om en nabij mijn leeftijd hebben hun armen op het stuur gelegd, hun hoofden daar vlakbij, zoals ik vroeger deed toen ik een tiener was, een manier van weerstandsvermindering uit de vorige eeuw.

Brievenbus

Om 8.40 uur een pakjesbezorger bij de overburen. Korte spijkerbroek, poloshirt in het blauw en oranje van PostNL. Hij belt aan, wacht, loopt naar het keukenraam, kijkt, loopt terug, kijkt door het glas naast de voordeur, wacht, scant met een apparaatje dat in een houder aan zijn riem hangt de barcode op het pakje. Het bestelde is niet groot, het past in een zak, misschien een paar t-shirts, een broek. Hij opent de brievenbusklep en begint de zak door de opening te duwen. Zijn billen schudden heen en weer terwijl hij centimeter voor centimeter de zak door de brievenbus geleidt. Misschien is hij nog een van de zelfstandige pakketbezorgers, stukloon in plaats van uurloon, en dan wil je voor geen goud nog eens terug moeten komen, voor geen zilver het pakje bij een van de buren aanbieden. Vier minuten heeft dit grapje geduurd, hij loopt terug naar zijn bus die wit is en zonder logo of letters, de brievenbusklep staat nog een beetje open. Hij stapt in zijn bus, rijdt vijftig meter verder de straat in. Ik hoef niet te kijken waar hij moet zijn, het huis op de hoek, daar rijden de bezorgbussen af en aan. Doet me eraan denken dat ik vandaag ook een pakje krijg. Maar dat komt met een geelrood DHL-autootje, misschien wel die geelgroene elektrische. Bij DHL is iedereen weer in loondienst, las ik. Nu wij allemaal nog een grotere brievenbus.

Non-vegetarisch

‘Het land is eigenlijk twee keer verpacht,’ legt mijn broer uit. Eén keer aan hem om er gewassen op te verbouwen, en één keer aan een jagersclub. Als mijn broer last heeft van vreterij door vogels of andere beesten, dan belt hij Henk. Ik ken Henk nog, hij is de oudste zoon van vrienden van mijn ouders. Zijn boerderij grenst aan het buitengebied langs het water dat de status van natuurgebied heeft. Het is een walhalla voor broedvogels, met name ganzen. Ze rusten daar, ze broeden daar, geen vijand te vrezen. ‘Maar,’ legt mijn broer uit, ‘het is daar natuurlijk een dorre boel. Terwijl er op een paar kilometer vliegen rijk gedekte tafels staan met ieder jaar vers en lekker eten.’ ‘Ze ontbijten, lunchen en dineren iedere dag buiten de deur,’ zeg ik. Zo kon ik het zien. Om de ingang van de restaurants  te bereiken hebben ganzen wel ruimte nodig om te landen en op te stijgen. Is je land omringt door blokken waar de gewassen hoog staan, dan is er niks aan de hand. Maar als de buurman die een paar kabinetten terug trouwens nog landbouwminister was zijn graszaad oogst, dan heb je pech. Naast een perceel tarwe van mijn broer ontstond zo een kale vlakte die voor ganzen Schiphol en Lelystad bij elkaar is. ‘Ik zag ze zo de tarwe inlopen,’ zegt mijn broer. ‘Als je niet uitkijkt dan vreten ze in een uur tijd een hectare kaal.’ Da’s veel. En dan zijn er nog de duiven. Duiven blijken dol op kapucijners. Is weer eens wat anders dan patat van Bram Ladage. Die ploffen met vijftig, zestig tegelijk naar beneden en vreten zich vol. Op zulke momenten belt mijn broer Henk. En gaan Henk en zijn kompanen om vijf uur ’s ochtends op ganzen jagen of dertig duiven uit de lucht schieten. Wie denkt met het eten van graan en kapucijners lekker vegetarisch te doen, vergeet het maar. Inmiddels zijn de kapucijners van het land en veilig in grote zakken in de schuur. Mijn broer stuurde een fotootje van zijn hand vol kapucijners. Er zaten ook paarse tussen. Heel hip.

Werk in uitvoering (4)

‘Vroeger gebruikten we zoutzuur,’ zegt Ger. Hij pulkt een rol schuim uit de goot. ‘Cementsluiter verdween ermee als sneeuw voor de zon.’ ‘Lijken toch ook?’ zeg ik. Ger mist tanden, ik weet niet hoeveel, als hij praat zie ik er geen. Hij drinkt spaarzaam koffie, eet geen koekjes, rookt af en toe zware shag. ‘Maar zoutzuur mag niet meer van de Arbo,’ zegt Ger. Nu gaat hij aan de gang met een fles van HG. Hij is benieuwd of het zal helpen. De communicatie rond de werkzaamheden verloopt moeizaam. ‘Ja het is nogal druk, te druk,’ zegt Ger. ‘De baas heeft te veel aan zijn hoofd.’ En nieuwe collega’s zijn niet te vinden. Nergens trouwens. Ook niet bij het werk van zijn vrouw. Die werkt in het ziekenhuis. ‘Niet als chirurg hoor.’ Ger lacht. Ook als hij lacht zie ik nergens tanden. Zijn vrouw is schoonmaker. Maar ze brengt ook eten rond en vult medicijnen en spullen aan in operatiekamers en op ic’s. ‘Da’s toch niet normaal,’ zegt Ger, ‘vroeger had je overal papieren voor nodig, nu vragen ze nergens naar.’ Zijn accent zit ergens tussen Rotterdams en Haags, en dat klopt want hij komt uit Delft en woont nu in Iepenburg. ‘Ze zeggen dat het Den Haag is.’ Zijn lijfspreuk is: komt goed. Als er te weinig gietvloerspul is meegegeven: komt goed; als de meegebrachte kleur niet klopt: komt goed; als hij zijn collega niet kan bereiken: komt goed. Ik wil het ook geloven.