‘Het land is eigenlijk twee keer verpacht,’ legt mijn broer uit. Eén keer aan hem om er gewassen op te verbouwen, en één keer aan een jagersclub. Als mijn broer last heeft van vreterij door vogels of andere beesten, dan belt hij Henk. Ik ken Henk nog, hij is de oudste zoon van vrienden van mijn ouders. Zijn boerderij grenst aan het buitengebied langs het water dat de status van natuurgebied heeft. Het is een walhalla voor broedvogels, met name ganzen. Ze rusten daar, ze broeden daar, geen vijand te vrezen. ‘Maar,’ legt mijn broer uit, ‘het is daar natuurlijk een dorre boel. Terwijl er op een paar kilometer vliegen rijk gedekte tafels staan met ieder jaar vers en lekker eten.’ ‘Ze ontbijten, lunchen en dineren iedere dag buiten de deur,’ zeg ik. Zo kon ik het zien. Om de ingang van de restaurants te bereiken hebben ganzen wel ruimte nodig om te landen en op te stijgen. Is je land omringt door blokken waar de gewassen hoog staan, dan is er niks aan de hand. Maar als de buurman die een paar kabinetten terug trouwens nog landbouwminister was zijn graszaad oogst, dan heb je pech. Naast een perceel tarwe van mijn broer ontstond zo een kale vlakte die voor ganzen Schiphol en Lelystad bij elkaar is. ‘Ik zag ze zo de tarwe inlopen,’ zegt mijn broer. ‘Als je niet uitkijkt dan vreten ze in een uur tijd een hectare kaal.’ Da’s veel. En dan zijn er nog de duiven. Duiven blijken dol op kapucijners. Is weer eens wat anders dan patat van Bram Ladage. Die ploffen met vijftig, zestig tegelijk naar beneden en vreten zich vol. Op zulke momenten belt mijn broer Henk. En gaan Henk en zijn kompanen om vijf uur ’s ochtends op ganzen jagen of dertig duiven uit de lucht schieten. Wie denkt met het eten van graan en kapucijners lekker vegetarisch te doen, vergeet het maar. Inmiddels zijn de kapucijners van het land en veilig in grote zakken in de schuur. Mijn broer stuurde een fotootje van zijn hand vol kapucijners. Er zaten ook paarse tussen. Heel hip.