Aan het einde van het pad dat achter het gehucht om gaat – langs dat hoekhuisje met de twee boerderijgroene miniatuurmolens in het water en een rij klompen aan de muur van een schuurtje met een werkbank en gereedschap, en onder de tuinslangconstructie door van het boerderijtje naar de drinkbekkens van de paarden, een tuinslang die R graag door wil knippen omdat hij denkt dat dit een illegale constructie is – zien we een stuk of vijf soepganzen. Helemaal wit met een oranje snavel, precies zoals ik me de ganzen op de tekeningen in de Ot en Sien-boekjes herinner. Boerderijganzen worden ze ook wel genoemd. Verderop in en langs de plas zien we ganzen met een een bruingrijs verenkleed, een lange zwarte hals, een witte kin en zwarte kop. Straks, thuis in de boeken, zal ik lezen dat dit de grote Canadese gans is, een exoot die in parken en volières werd gehouden en door ontsnapping aan zijn opmars is begonnen. De schrijver Alex Birney die in Den Haag woont, vertelde vanochtend in het tv-programma VPRO Boeken dat een andere exoot, de halsbandparkiet, het eilandje in de Hofvijver helemaal heeft overgenomen. Hij vond het wel grappig, vooral omdat hij niet de indruk had dat de parlementariërs dit doorhadden. Op de zwemplek waar de gele ballenketting alweer in het water ligt, zwemt een ganzengezin met jonkies. Weer thuis zal ik de naam weten die wij die beesten gegeven hebben, de grauwe gans. We lopen de dijk op, langs de rivier, het huis dat we gebouwd hebben zien worden is bijna af, veel glas en hout. Bij het café in de bocht hebben ze asperges en zoeken ze personeel. Op het terras een man alleen met kleurrijke sokken en een bril met gekleurde ronde glazen en een man en een vrouw, van wie de laatste krast in een kleurboek, de groene en blauwe potloodstrepen kruisen op duizend plaatsen de dikke zwarte lijnen van de afbeelding. Het is al half vijf maar de zon is zo krachtig dat ik mijn jas uittrek. We vragen ons af waar iedereen is. Op een gemiddelde zondagmiddag is het uitkijken geblazen met wielrenners, elektrische fietsers, wandelaars die kriskras lopen. Als dit het effect van een schoolvakantie is, zeg ik, geef mensen dan maar veel vaker vakantie. Weer iets verderop zwemt in het water een futenstel en wijst R op de verblindend witte vogel die aan de overkant van het water op een lantarenpaal zit. Te klein voor een meeuw. We kijken hoe die wegvliegt, in zijn vlucht heeft hij iets weg van een zwaluw, maar dan groter. Later, met de vogelgidsen op schoot hou ik het op een visdief.
Categorie: blog
Gewichtangst
Ik zei dat ik vandaag twintig kilo had gedrukt. Je weet wel, zei ik, wat al die te opgepompte Harry’s in de sportschool doen: een stang vullen met gewichten en dan op hun rug op een bankje gaan liggen onder die stang om vervolgens dat ding omhoog te duwen, dan weer langzaam te laten zakken tot op de borst om ‘m dan weer met snelheid omhoog te stoten. Ik zei dat er altijd iemand bij moet staan voor het geval je die stang niet meer weggeduwd krijgt van je borst zoals bij mij gebeurde toen ik er links en rechts nog zo’n groen gewichtje van iedere een kilo bij had geschoven. In de VS, zei de docent, schijnen er legio mannen te sterven omdat ze dit kunstje alleen doen in hun garage. Maar goed, van vijftien via zeventien naar twintig kilo dus, zei ik, en dat voor de allereerste keer in mijn leven. Ik word bang van je, zei R.
Klimaatmaatregelen
Ik wachtte tot ik in de weersvoorspellingsapp blauwe streepjes onder witte wolken zag. Vanavond zou het beginnen, nu was het nog drukkend warm. Ik harkte de grond van de nieuwe plantbedden aan met een rijf. Ik heb dit woord misschien al veertig jaar niet gebruikt, maar het valt me in zoals de avond na zonsondergang in de dag. Daarna pakte ik de gele emmer en zette die naast de potten waarin vorig jaar de Franse geraniums stonden. Ik plukte de plantresten en het onkruid uit de potten, gooide dat in de gele emmer en kieperde de resterende aarde op de plantbedden. Het was prima ophogingsmateriaal, bovendien zinvol hergebruik van iets dat ik in de potten niet meer ging gebruiken. Klimaatmaatregelen. Planten in potten hebben sneller droge voeten dan planten in de volle grond. Met de rijf verdeelde ik de grond over de plantbedden en haalde er hier en daar nog wat onkruid uit. Toen nam ik de slang met de sproeikop en bevochtigde de bedden. Bij de schuifpui schopte ik mijn laarzen uit, liep naar de gang, haalde daar de zakken potgrond die ik zaterdag bij het tuincentrum hier verderop kocht: drie zakken van veertig liter voor een tientje. Iemand vertelde me dat het een heel christelijk tuincentrum is, dat de meiden, ook al dragen ze al een legging, daar altijd een rokje overheen aan moeten. Ik deed mijn laarzen weer aan en nam een zak mee naar het achterste plantbed. Met een schep hakte ik de zak in het midden open, ik pakte de zak links en rechts vast, draaide de opening naar de grond en schudde al lopend de potgrond over het bed. Hetzelfde deed ik bij het tweede bed. Ik liep met de gele emmer naar de voorkant van het huis en leegde die in de groene container. Terug in de tuin vulde ik de emmer met water. Vervolgens tilde ik de Japanse azalea uit haar pot en nog twee andere kleinere plantjes, dompelde die in de emmer, groef drie gaten in het voorste plantbed en zette de azalea en de twee andere plantjes in de volle grond. Opnieuw schopte ik mijn laarzen bij de schuifpui uit, scheurde bij het aanrecht twee zakjes open, schudde het wildebloemenzaad in een kom, roerde alles volgens voorschrift goed door elkaar, deed mijn laarzen weer aan en verdeelde het zaad zo goed mogelijk over de twee bedden. Toen pakte ik de plank die op het bruggetje het groene net tegen de reiger op zijn plek houdt, en drukte met de plank de zaadjes goed in de aarde. Opnieuw sproeide ik water over de zaaibedden. Tot slot vroeg ik R mij de satéprikkers te geven: drie pakken van tweehonderd lange prikkers. Ik had geen zin om weer mijn laarzen uit te schoppen, mijn handen zagen bovendien zwart. Die prikkers kochten we zaterdag bij de Blokker over wie een arbeidsmarktdeskundige een week geleden voorspelde dat die keten het niet zou gaan redden. Ik stak de prikkers op vijftien centimeter van elkaar in de plantbedden en wat ik nog over had stak ik op gevoelige plekken in de hogere plantbedden. Koffie en peper hadden onvoldoende geholpen tegen de kattenschijterij. Zelf was ik overigens het eerste slachtoffer van de scherpe punten. Ik borg alle gereedschap op, deed mijn laarzen weer uit, waste mijn handen en mijn gezicht, trok schone kleren aan, pakte mijn fiets, ging naar de trein, reisde, kletste en at met een vriend en wachtte op een perron op de trein terug. Het waaide inmiddels hard en van de zwoele warmte was niks meer over, ik was blij dat ik een jas en een sjaal bij me had. Toen ik weer aankwam op mijn eigen station regende het pijpenstelen. De regen was warm, ik fietste met een parapluutje dat alleen mijn hoofd droog hield en dacht aan het geluk dat mijn zaaibedden ten deel viel.
Contact
‘Facebook?’
‘Nee.’
‘Twitter?’
‘Neuh.’
Insta?’
‘Ook niet.’
Wat wel?’
‘Snapshat en een beetje Whatsapp, maar dan alleen zakelijk, afspraken en zo, hoe laat, wanneer, niet dat gedoe van “Hoe gaat het? Goed, met jou?”‘
‘Overzichtelijk.’
Misschien klinkt het ouderwets,’ zei de zestienjarige, ‘maar ik ben toch meer van het persoonlijk contact.’
Ontbijt
De twee meisjes tegenover me aan het paasontbijt zitten bij elkaar in de klas. Er zijn aardbeien, fruitsalade, feestbrood met spijs, gekookte eitjes, getoast brood, vers geperst sap. ‘Hoe is het op school,’ vraag ik, ‘hebben jullie een leuke klas?’ Het ene meisje zegt dat het wel oké is, al vindt ze alle sommen veel te makkelijk en is ze daar zo mee klaar. En nee, moeilijkere krijgt ze niet, anders heeft ze volgend jaar niks meer te doen. Het andere meisje zegt: ‘Als de juf aardig is, vind ik het wel leuk, maar soms is ze streng, dan vind ik het minder leuk.’
Japanners op Tiengemeten
In Ilja Leonard Pfeijffers roman Grand Hotel Europa gaat de hoofdpersoon Ilja op bezoek bij de Amsterdamse wethouder Tjalko van Tiggelen. Onderwerp: het terugdringen van het massatoerisme. Natuurlijk is de wethouder bezig met het aanpakken van de Nutellawinkels en Airbnb, maar dat is nog niet zo makkelijk, zegt hij, regelgeving en zo. ‘Weet u wat het enige is dat echt helpt om het aantal toeristen substantieel terug te dringen? […] Een terroristische aanslag. In Barcelona heeft dat gewerkt.’ Tot het zover is, doet Van Tiggelen zijn stinkende best met zijn ‘revolutionaire vorm van stadspromotie’ waarbij Amsterdam zichzelf wat groter maakt. Zandvoort als Amsterdam Beach, Muiderslot als Amsterdam Castle. Het werkt, zegt Van Tiggelen, in Zandvoort zijn al protesten van buurtbewoners. Omdat Rotterdammers niet enthousiast zijn, is het nog niet gelukt om Rotterdam te veranderen in Amsterdam Harbours. Maar gelukkig zijn er andere opties, Drachten met de huizen van Theo van Doesburg, dan checkt Amsterdam of het museum daar wel voorbereid is op buitenlandse toeristen, zijn de bordjes wel in het Engels? En alleen Drachten is natuurlijk te weinig, maar gelukkig is er ook nog pittoresk Beetsterzwaag, zo maak je een totaalpakket, zegt Van Tiggelen.( Ik check bij mijn zus aldaar. Ja, van dat herdenkingsjaar van De Stijl klopt en van Beetsterzwaag ook.) Nu is de wethouder druk met het opzetten van een nieuwe verhaallijn over Rien Poortvliet. Japanners en Spanjaarden zijn wild van die kabouters, weet Ilja dat? Om het verleggen van de toeristenstromen van Amsterdam naar elders voor elkaar te krijgen is Amsterdam dus in gesprek met het Rien Poortvliet-museum op Tiengemeten. (Pfeijffer schrijft hier: ‘in Tiengemeten’, misschien moet ik hem schrijven om dat in een nieuwe druk te corrigeren, Tiengemeten is een eiland). Er moet nog veel gebeuren op het gebied van internationalisering, zegt de wethouder, maar daar helpt hij die Rien Poortvliet-mensen dus mee. In Friedrich Dürrenmatts Die Physiker zegt de natuurkundige Möbius: ‘Was einmal gedacht wurde, kann nicht mehr züruckgenommen werden.’ Ik lees fictie en zie de bussen vol Japanners al onderlangs de dijk langs het huis van mijn andere zus rijden naar het pontje, naar het eiland, naar de kabouters.
Goede Vrijdag, Judas
Op de plek tussen de verhoogde bloembak en de clematis met de witte bloempjes zijn twee planten opgekomen die sinds kort bloeien met fijne lilapaarse bloempjes en hartvormig gekarteld blad. Ik heb daar twee bollen in de grond gestopt en pak de verpakking van het bollenkistje dat ik bewaard heb erbij. Geen van de zes soorten lijkt op wat ik zie. Ieder bloempje heeft vier uitwaaierende blaadjes met fijngetekende adertjes rondom een hart met gele meeldraden. Gelukkig is de tuinman er. Hij hangt een pomp in de vijver en draagt een enorme ladder de tuin in. Gisteren heb ik zoveel mogelijk kikkerdril overgedaan in een emmer. De kikkervisjes staan op het punt van loskomen. Ik wijs de tuinman de twee planten met de lilapaarse bloemetjes. Hij weet het ook niet. Terwijl de pomp het troebele water wegzuigt, schept de tuinman met een schepnetje blad uit de vijver en gooit het op de tegels. Hij vindt nog zeven salamanders die hij in een andere emmer laat zwemmen. Daarna snoeit hij de amberbomen. Ik zag ooit een Zweedse film waarin een vader met zijn zoon een boom plant. Plant een boom, schrijf een boek, krijg een kind, dan kun je rustig sterven, zegt de vader. Die twee amberbomen heb ik door een eerdere tuinman laten planten, ik weet niet of dat telt. Ik zet koffie, de tuinman neemt pauze. Het is erg druk, zegt hij. Sommige mensen denken dat als ze nu bellen voor een compleet nieuwe tuin ze over drie, vier weken aan de beurt zijn, maar tot in augustus zit hij helemaal vol. Wel is er dit jaar de btw-verhoging die leveranciers van planten en materialen hebben aangegrepen om de prijzen nog wat extra omhoog te gooien en dat lijkt mensen ietsje voorzichtiger te maken. Als ze de totaalprijs horen, zeggen ze: oh, doe alleen de bestrating, de beplanting doen we zelf wel. Ook in zijn branche zijn er Polen en Bulgaren. In de regel prima vaklui, zegt hij. Ze rekenen soms maar vijftien euro per uur, dat is voor Nederlandse tuinmannen ondoenlijk. Maar ze zeggen dat in hun land alles veel goedkoper is. Ze zijn twee maanden hier, gaan dan weer een paar weken naar huis, ook om materiaal te halen, zegt hij. Een slijpblad kost hier zo tweehonderd, driehonderd euro. Daar betalen ze vijftig euro en ze zeggen dat ze er lang mee doen. De tuinman vindt het niet erg, het werk is er. Hij moet ook slijpen. Ik wil er zes tegels uit hebben, ze zijn een vierkante meter per stuk en gewapend, dus simpelweg kapotslaan volstaat niet. ’s Avonds, als de kikkervisjes en de salamanders weer in de schone vijver zwemmen, de amberbomen er nog een beetje uitzien zoals je er zelf uitziet als je net van de kapper terugkomt en ik uitkijk over twee nieuwe, nog lege plantvakken, vind ik op de site www.schoffelstudent.nl een aanbeveling voor de app PlantNet. Ik installeer de app, upload een foto van de plant met de lilapaarse bloemetjes en krijg vier suggesties, met als kansrijkste: judaspenning. Judaspenning op Goede Vrijdag. Resultaat van aangewaaid of door een dier meegebracht zaad. Nu nog het raadsel van de twee bollen.