Ik liep al drie dagen met Gary Kasparov in mijn hoofd. Poetin is gevaarlijker dan Hitler, zei hij zondag in Buitenhof, ‘hij weet dat er voor hem buiten het Kremlin geen leven is, hij zal alles doen om aan de macht te blijven.’ Dertig jaar geleden was ik direct voor Kasparov. Schaaktoernooien waren toen nog wereldnieuws, vaak vonden ze plaats in de Sovjet-Unie, er was nog een Koude Oorlog en journalisten grepen ieder kijkje achter het IJzeren Gordijn gretig aan. Kasparovs moeder, die Stalin en de oorlog had meegemaakt, zei over Poetins propagandamachine: ‘Het is erger dan ooit, één bonk haat.’ Ik was een tiener, Kasparov een mooie jongen met een prachtige zwarte haardos, zijn opponent Karpov een man met altijd wat schrik in de ogen, transpiratie in het gezicht, sluik, beetje vettig haar en de wereldtitel al een tijdje op zak. ‘Het maken van een dictatuur gaat in stappen,’ zei de mooie jongen van toen, ‘kijk naar Hitler in de jaren dertig. Poetins idee is dat alle Europese veiligheidssystemen vernietigd moeten worden.’ Toen was Kasparov de underdog, ik was voor de underdog. Nu vroeg ik me af dit was hoe 1938 voelde: er waren signalen, het kwam erop aan welke conclusies je eraan verbond. Later zeggen dat je het niet wist, kon niet.
Categorie: blog
Afscheid
Ik begreep dat broccoli geen groente voor de zondag was. Het waarom werd me niet helemaal duidelijk, maar wat wel kon waren boontjes, witlof met ham en kaas, asperges. De asperges waren inderdaad heerlijk, ik at ze vrijdag, uit Limburgse volle grond, al wilde niemand dat geloven, maar toch was het zo, via een systeem van verwarmde grond. Uit de kas had de groenteboer ze ook weleens gehad, maar daar zat geen smaak aan. Asperges hadden volle grond nodig. Nadeel van de verwarmde aardemethode was dat het kontje snel openspleet. De groenteboer liet het me zien. Dat had je niet met asperges uit de koude grond. De natuur had een mate van verfijning die wij hooguit in de verte konden nabootsen. Dan was er nog de kwestie groenteboer. R had al vaak gezegd dat het groenteman was, geen groenteboer, en nu liet de groentedochter ook doorschemeren dat haar vader het niet zo op ‘boer’ had. Het is nostalgie, riep ik uit. En wat dan? Groenteman? In een zaak vol vrouwen? Toen opperde de groenteboer: groentevriend. Bij de start van de lente neem ik afscheid van de groenteboer en verwelkom ik de groentevriend.
Lui
Ik zag een noodkreet in de uitspraken van de top van ING en ABN Amro over de salarisverhogingen van hun bestuurders. Ze hadden Joris Luyendijks Dat kan niet waar zijn heel goed gelezen en pagina 88 uit het hoofd geleerd. ‘Het past helemaal binnen de wet,’ zeiden ze honderd keer. Bij iedere vraag met morele termen (goed, fout) keken ze vies en dat was logisch, want de financiële sector had die termen afgeschaft. Kon je gewoon lezen in Luyendijk. A-moreel waren ze. Het grootste compliment in de City, schrijft Luyendijk, is iemand ‘professioneel’ noemen. Professioneel betekent: geen emoties, geen morele overtuigingen op je werk. De boze reacties snapten ze niet bij ING en ABN Amro, en terecht. De lessen die wij en onze politici hen na de crisis hadden gegeven en nog steeds gaven waren: ga rustig door met het kapot maken van het midden- en kleinbedrijf met je derivatengif, ga rustig door met het traineren van een oplossing voor kaalgewoekerd Nederland, ga rustig door met je lobby om alle risico bij ons, de belastingbetaler te houden, desnoods hoesten we nog een keer honderd miljard euro op om jullie te redden, wij pikken alles. De politieke partijen met een begin van een plan om de bankiers tot rust te bakeren zouden straks nog geen vijfde van de zetels in de Eerste Kamer bezetten. Ik zag een ABN Amro-bankier en een ING-commissaris die ons smeekten om een teken, waardoor zij het konden snappen. Maar zelfs zoiets simpels als massaal onze rekeningen weghalen bij degenen op wie we zo boos waren, ons spaargeld, onze verzekeringen, hun geldautomaten niet meer gebruiken, deden we niet. Tegenover hun amoraliteit stond onze luiheid.
Maan
Ik stak achter de bus over, net voor een lijkwagen. In de opleiding leerden we rouwauto zeggen, maar wie rouwt er om een auto? Iets verderop in de groenstrook hurkte een geblondeerde vrouw in een sportbroek, hoofd iets gebogen, haar camera dichtbij een van de duizenden narcissen. De lucht was grauw. De maan schoof straks tussen de aarde en de zon, ik keek naar het grijze wolkenpak. Een eclipsbril had ik niet. In de krant las ik dat een brillenketen tweehonderdduizend brilletjes had verspreid. Misschien was het daarom afgelopen zaterdag zo druk bij de overbuurman van de groenteboer, die sinds dinsdag geen Hans meer heet, maar Kroelieboelie. Met dat gras in de vrije natuur, sier of gewoon, zat het trouwens veel eenvoudiger dan ik dacht. Mijn verre zus (R vindt dat ik ‘verst weg wonende’ moet schrijven) weet dat soort dingen. Nieuw gras groeit van onder uit de plant, schreef ze, uit de wortels, en haalt het oude gras gewoon in, dat door die inhaal afbreekt of geplet wordt en dan compost vormt voor het nieuwe gras. Ik had de boel de boel kunnen laten.
Waarheid
Ik luisterde in de herhaling naar Lucas de Man in Kunststof Radio. Iedere tweede zin kon ik wel noteren, zoveel raaks zei deze jonge regisseur, schrijver, presentator, theatermaker. Op televisie maakte de NOS live een B-film met een door de traagheid van de werkelijkheid noodgedwongen dunne verhaallijn, gecompenseerd door een Mastroianni-achtige hoeveelheid figuranten en een continue stroom winnaars en verliezers: was het niet ten opzichte van de vorige keer dan wel ten opzichte van willekeurig welke verkiezing, dan wel ten opzichte van een inmiddels achterhaalde slag in de lucht van een uur geleden. Iedereen was een keer verliezer, iedereen een keer winnaar, een feest van gelijkschakeling. Ik had het geluid uitstaan. Lucas de Man zei: ‘Het grootste probleem van de mens is dat die geboren wordt, niet weet wat hij hier komt doen, toch een drang in zich heeft om dingen te willen begrijpen, en dan dood gaat.’ Over zijn zwaar gehandicapte broertje, die hij jarenlang had gedragen omdat het broertje niets zelf kon en die op achtjarige leeftijd ‘van dag één op dag twee gestopt was met leven’ zei hij: ‘Je miste het dragen, je had armpijn van niet te dragen.’ Op televisie wisselden de decors zich snel af, zoals dat tegenwoordig moet. Lucas de Man zei: ‘In een tijd waarin iedereen meningen heeft en we krampachtig op zoek zijn naar houvast, vind ik het heel fijn dat niemand de waarheid weet.’ Op televisie zeiden ze het niet, maar de slotscène van de B-film zagen we pas op 26 mei. En dan wisten we het nog niet.
Lente
Ik wilde sommige halmen en aren helemaal niet afknippen, zo sierlijk wiegden ze nog in het eerste echte lentezuchtje, maar alle tuinboeken zeiden dat het moest. En wie was ik. Ik klom een paar keer in de vuilcontainer: uitgebloeid siergras is niet zwaar, maar neemt onaangestampt veel plek in. Hoe ging dat in de echte natuur? Vraten dieren daar de strokleurige halmen op om zo het jonge frisse opschot weer alle ruimte te geven? Of banjerden ze er met hun zware lijven overheen waardoor alles afbrak, een beetje zoals ik nu deed, maar dan met een snoeischaar? Kende de echte natuur wel siergrassen of bestond siergras alleen in onze postzegeltuinen? Ik wist het niet. Dat vond ik erger dan niet weten waarop te stemmen voor de waterschappen.
Knutselwerk
Ik feliciteerde R. Het was nog voor middernacht, maar ik voelde me slaperig en het mini-doosje met roze strik brandde in mijn broekzak. Ik nam een risico. Eerder die avond had R gezegd dat cadeaubonnen en vouchers waarmee de ontvanger nog dagenlang winkels moet afstruinen een echtscheiding waard zijn. Nu zat zoiets niet in het doosje met roze strik, het was meer een soort game met codes en coördinaten om nog niet helemaal te verklappen wat er de volgende dag ging gebeuren. Maar ik had op de kaartjes wel met behulp van een lettermal en verschillende kleuren viltstift drie keer het woord voucher geschreven. Zonder aarzeling overhandigde ik het doosje. Leven zonder gevaar is geen leven.