Normaal

treinDe jongen met de donkergrijze bril had een petje achterop zijn hoofd, de klep diep in zijn nek, daarvoor een voorovergebogen man met capuchon tot voorbij zijn voorhoofd, hij stapte alweer uit. De jonge vrouw die haar lippen balsemde met een rode lippenbalsem las Murakami. Ik kon de titel niet zien. Ze had haar voorste haarlokken met een paar klemmetjes achterop haar hoofd vastgezet. Dan was er nog de op zijn telefoon typende jongeman in een camel duffelse jas met goedverzorgde zwarte baard, zijn hoofdhaar rondom kortgeknipt en bovenop een knotje. De vrouw achter me sprak een vreemde taal, misschien Turks. Als Turkije maar lang genoeg in het nieuws blijft zal ik de taal leren herkennen. Voor het station stond een lege politieauto. Net bij de tramhalte zag ik er vier rijden, gewoon, alle kanten op, zonder haast. Straks zou ik op mijn eigen station twee agentes zien, die zag je daar nooit om half twaalf ’s avonds en waarom ook, en bij de metrohalte waar ik op weg naar huis langs fiets zou ik een politieauto het spoor zien oversteken over het voetpad. De vrouw in de gele jas met de gele panty opende een 200grams zak naturel chips en begon te kauwen. Later zat ze lang te bellen, de zak was verdwenen, ik zag nu pas de gele bloemetjes in haar diadeem. Het begon te regenen. Vanmiddag was de lijn Rotterdam-Amsterdam na Leiden gestremd, maar gelukkig was er de HSL, over dat Groene Hartspoor reden de treinen normaal, behalve dan die van en naar Brussel en Parijs. Ik was halverwege met het in elkaar zetten van het Brimnes-bed toen ik naar het station liep om te kijken of er een trein zou rijden. Ik vond het een eer, zei ik mijn vrienden, dat ze straks iedere nacht op de door mij aangedraaide schroeven en verbindingen zouden slapen, morgen zou ik het afmaken.

Ooit (2)

schommelWe waren ooit samen van de schommel gevallen. Ik was vergeten te vragen of zij het ook nog wist. Het moet zomer zijn geweest, we hadden blote benen, maar geen hoogzomer. Alleen tijdens de graanoogst was het hele rijpad in de schuur leeg, nu stonden verderop de bietenwagens nog. Maar het schommelgebied was vrij. Eén van ons zat op het plankje, één van ons stond, de voeten naast de billen van de ander. We waren dichtbij de top die we konden halen aan die touwen van zeker zes meter, de wind blies door onze haren, we zweefden, we moesten moeite doen onze billen en voeten op het plankje te houden. En toen brak het linkertouw. Van natuurkunde wisten we nog niks, maar massa, zwaartekracht en snelheid trokken zich daar niks van aan, het ongebroken rechtertouw waaraan we ons in een oerreflex hadden vastgeklampt, sleurde ons over de stoffige klinkers tot net voor het harde staal van de bietenwagens, op knieën, ellebogen, kuiten, handen, zelfs op een voorhoofd vermengde de stoffige grond zich met ons bloed. Boos was mijn moeder niet, maar blij keek ze ook niet.

Knippen

creditVoor de tweede keer binnen vier maanden stuurde de creditcardmaatschappij mij een nieuwe kaart. Uit controles was gebleken dat de gegevens van mijn kaart in handen van onbevoegden terecht kónden zijn gekomen. Ik belde. De voorkomende jongen was vooral bezorgd over de last ik er van had, maar die had ik niet. Zo’n nieuwe kaart haal je uit de envelop, je zet een handtekening achterop, je logt even in en deblokkeert, stopt de nieuwe kaart in je portemonnee en haalt de oude eruit, waar je de schaar een keer of tien inzet. Ik was paparazzo, ik wilde weten welke Rus met borstelige wenkbrauwen danwel bleekscheet met pukkels over mijn naam of kaartnummer of mijn recentste aankoop – Nora Webster van Colm Tóibín bij The Book Depository – gebogen kón zitten. De jongen kon er weinig over zeggen, uit veiligheidsoverwegingen gingen ze hem dat niet aan de neus hangen. Maar nee, als mijn kaartnummer op een criminele lijst stond, dan zou ik natuurlijk onmiddellijk een ander nummer krijgen. Zover was het dus nog niet. Na de oude creditcard knipte ik de vlinderstruik en liet twee staken van dertig centimeter over.

Ooit

strandZe was ooit heel boos op me geweest. Ik had gezegd die middag bij haar te komen spelen en toen belde ik af, zei dat ik met mijn moeder boodschappen ging doen. Hoe kon ik zoiets sufs als boodschappen doen met mijn moeder belangrijker vinden dan met haar spelen? Toch had ze het me de volgende dag niet ingewreven in ons klasje van vijf. En ik had niet durven zeggen dat ik móest afzeggen omdat ik zomaar een speelafspraak had gemaakt zonder dat eerst aan mijn ouders te vragen. Zij was ooit een keer dwars door onze groentetuin gerend, weliswaar keurig over het aangestampte paadje, dat had ik zelf gezien, maar bij ons mocht niemand van de gebaande paden af. Mijn vader had het gejakker door de tuin van honderden meters verderop uit het land waargenomen en hield mij verantwoordelijk voor haar wilde gedrag en toen durfde ik haar eigenlijk niet meer te spelen te vragen want dan moest ik haar vertellen dat ze niet zomaar de groentetuin in mocht duiken, iets wat bij haar thuis geen probleem leek, en, nog ingewikkelder, wat als mijn vader zag dat ik haar weer te spelen had gevraagd? Zij had ooit buikpijn gehad toen ze moest vertellen dat ze het eerste jaar van de kunstacademie niet had gehaald. Allereerst al kunstacademie, en dan ook nog blijven zitten. Haar ouders waren de mildheid zelve geweest. Nu glimlachten we om de aannames die we als kind hadden gemaakt in die zwijgzame onduidelijke omgevingen waarin we groot probeerden te worden en waar we met onze strakke kinderlogica nooit bij hadden gekund. Bij strandpaviljoen Sport aten we verse kippensoep.

Volle grond

aspergesDe jarige koos asperges. Ze lagen geschild en al in water in de vitrine van de groentevrienden. Ik appte mijn contact in aspergeland. Nee, hij had ze nog niet op, en nee, zijn aspergeboer had ze nog niet. Zijn ze uit de volle grond? vroeg hij. Ik zou het navragen. Ze waren uit de volle grond. Rotterdam at dit jaar eerder asperges dan Roermond.

Lijstje

ballonDe eerste geslaagde actie in de eerste minuten van R’s nieuwe levensjaar was de configuratie van zijn nieuwe printer. Die printer stond niet op zijn verlanglijstje, maar de oude printer die nog geen twee jaar jong was, wilde niet meer aan, waarschijnlijk iets simpels op de plek waar de elektriciteitsvoorziening de printer inging, alleen was het apparaat na een avond knutselen nog steeds zo gesloten als een oester. Omdat printen, zeker dubbelzijdig en grote hoeveelheden tegelijk, in R’s beroep in deze periode van het jaar een eerste levensbehoefte is, had hij zeer tegen zijn zin een nieuwe besteld die voor 149 euro binnen twaalf uur in huis was, waarin inbegrepen inkt ter waarde van 41 euro. Een professionele monteur kost 95 euro om voor te rijden en dan 10 euro per half uur. De eerste kartelafspraak over het bewust bekorten van de levensduur van producten werd in 1924 gemaakt: niemand zou nog gloeilampen maken die langer dan 1000 uur branden, op straffe van hoge boetes, uit te delen door de sector zelf. Beweer nooit dat bedrijven wereldwijd geen afspraken kunnen maken. Omdat de printer van het lijstje af was, zette ik tulpen in vazen, hing ik ballonnen aan een verjaardagsslinger, haalde ik gebakjes en stofzuigde ik het hele huis. Stofzuigen stond ook niet op R’s verlanglijstje.

Arbeidsmarkt

ahVijftien was hij nu, de baard al een tijdje in de keel, donkere schemering tussen neus en bovenlip. Zijn moeder had hem geholpen: een fris shirt, een schone blouse, haren netjes, handen geschrobd. De advertentie had hij gewoon op de supermarktdeur gelezen. Of hij kon vertellen wat het verschil was tussen Albert Heijn en Hoogvliet? Vakkenvullen wilde hij dus, voor een paar uur per week à raison van 2,64 euro per uur. Tegen de tijd dat hij 18 zou worden, zou hij er weer uitvliegen, want dan kostte hij 4,01 euro per uur. Maar hij kreeg het baantje niet. Hij was ontdaan. Waarom moest hij weten wat het verschil was tussen pakken havermout en zakken chips op de schappen zetten van Albert Heijn en die van Hoogvliet? Dat konden ze hem toch gewoon vertellen? Hoe moeilijk was dat nou? Misschien moeten we de boodschappen maar eens bij Hoogvliet gaan doen, zei de jongen tegen zijn moeder.