Er was een kinderkoor, een dozijn kinderen in de basisschoolleeftijd. De oudsten achteraan, de vier-, vijf-, zes-, zevenjarigen vooraan. Eentje zwaaide, eentje zag iets helemaal links naast de piano, eentje kantelde zijn voeten naar buiten en weer terug en weer naar buiten en weer terug, eentje duwde zijn knuist in de zoom van zijn iets te lange t-shirt en trok het vijftig centimeter naar rechts, zeker drie keken gebiologeerd naar de baby vlak voor hun ogen, de baby die net gedoopt was, eentje vergat een poosje te zingen. Nog een paar jaar en dan hadden ze dit allemaal afgeleerd. Ik kon als achtjarige zelfs een schreeuwende, spugende zwerver met klonten in zijn baard en een stinkende broek niet zien, horen of ruiken, zoals ik ook geleerd had kinderen in rolstoelen zogenaamd niet te zien. Inmiddels ben ik druk bezig dát weer af te leren. In de rij schuin voor mij tilde een vader een peuter op, haar schoentje kwam tegen de neus van haar grotere zus, die keek even boos op naar haar vader, die het eerst niet begreep, maar toen de moeder lachend uitlegde wat er gebeurd was, lachte de grote zus ook. Schuin daarvoor zat een man met een grijs apparaatje op zijn achterhoofd iets voorbij zijn linkeroor. Ik schrijf ‘apparaatje’ maar wat ik zag was een goed geproportioneerde vierkante knop die als een sierraad uit zijn korte witte haren oprees. Het was een kwestie van tijd tot er semi-dokters opstonden die dit op de schedel van liefhebbers van lichaamsdoorboringen gingen bevestigen.
Categorie: blog
Klanten
Mijn neef – met wie ik wel eens naar Feyenoord ben geweest en die dit seizoen vast en zeker in zijn nopjes is – appte in reactie op het stukje van 1 november: ‘Ik klaag niet maar mis het wel.’ Al was het al na middernacht toen ik het las, ik maakte onmiddellijk een nieuw stukje. Ik moet doen alsof ik een winkelier ben, zei ik tegen mezelf. Een winkelier met klanten die ’s ochtends om negen uur voor de deur kunnen staan. Dan moet de winkel open zijn. Dat moet er iets nieuws liggen, vers gemaakt, vers gesneden.
Gescharrel
Windstil. Ik reed de groene bak van de voortuin naar de achtertuin en veegde de gele en rode bladeren bij elkaar. Natuurlijk was het goed om wat blad te laten liggen, het beschermt tegen vorst, het is fijn voor dieren. Maar er zou nog genoeg komen. De amberboom moest nog zeker de helft van zijn blad loslaten, de blauwe regen nog bijna alles. Bovendien was het een fijn klusje. Japanners schijnen met dit soort dagelijks scharrelwerk heel gezond te blijven, er is niet eens een Japans woord voor ‘met pensioen gaan’, las ik ergens. De bladeren waren droog en licht, ze knisperden als ik erdoor heen liep, de herfst zou nog heel wat regen gaan brengen, dan werd het natte, gladde kledder. Ik plukte nog een paar frambozen, de dahlia had weer nieuwe bloemen. Diep roze.
Voetje
‘In je lies?’ riep ik. ‘Een voetje?’ Ik wreef over mijn lies en probeerde me een voorstelling te maken van het onvoorstelbare. ‘Kom hier,’ zei Renate. Ze nam mijn handen in haar handen en duwde met haar handen mijn handen op haar buik. ‘Hij zit nu rechtop, hier het hoofdje,’ en ze duwde mijn handen nog iets steviger in haar buik en verplaatste daarna mijn handen naar beneden, ‘en hier de billen.’ Ik voelde vooral een hele strakke buik, want dat is de taal die mijn vingers kennen, een strakke buik, een mollige buik, een holle buik, een dikke buik, maar ik geloofde blindelings wat Renate zei en dat voetje was plotseling ook minder onbegrijpelijk. Wie strekt niet graag even zijn benen, bijvoorbeeld bij het ontwaken na een middagdutje?
Klagen helpt
De groentevriend somberde. Iedere ochtend keek hij, en iedere keer weer geen nieuw stukje. ‘Je bent de eerste die klaagt,’ zei ik. Ze waren de vorige avond naar een super boost geweest, met Jörgen Raymann. Alles in het leven moet geboost, dus ook de groenten. Vijf bijeenkomsten in het land voor iedereen die in de groenten en het fruit zat. ‘En?’ vroeg ik. De groentevriend was duidelijk niet geboost. Hij deed alles al voor de gemak-dient-de-mens-mens. IJsmachine in de zomer, sapmachine het hele jaar rond. ’s Ochtends om half vijf, nog voor hij de wagen met vers gehaalde groenten en fruit uitlaadde, schilde hij al aardappels en zette die op. Voor de verse kant-en-klaarmaaltijden. En nu was het half zes ’s avonds en was de groentedochter net klaar met een enorme pan vol verse tomatensoep à la Jamie Oliver en lag de vitrine vol vers gekookt en vers gesneden. We kregen een kopje. De soep smaakte heel goed. ‘Wat moeten we eten?’ vroeg ik. ‘Romanesco,’ zei de blonde. Ik keek de groentevriend aan. ‘Romanesco,’ zei hij. Thuis sneed ik alle torentjes voorzichtig los, kookte ze niet te lang. Verhitte olijfolie in een steelpannetje, deed er fijngesneden rozemarijnnaaldjes bij, en knoflook, en rasp van een limoen en daarna het sap van de limoen. Ik mengde de iets afgekoelde romanescotorentjes met wat pasta en met de rozemarijnlimoensaus. Daaroverheen een handje geraspte pecorino. Erbij rodebietfalafelballetjes uit de oven. Ik dacht aan het boompje met ongekend rood blad eerder die middag, toen ik door de herfst liep.
Opzoeken
Patrick IJzendoorn bericht vandaag in de Volkskrant dat de Britse regering duizenden halverwege de vorige eeuw veroordeelde homo- en biseksuelen een generaal pardon geeft. Homoseksualiteit was tot 1967 strafbaar op het eiland, schrijft hij, en in de jaren negentig werd nog een homostel veroordeeld voor seks op een hotelkamer, omdat de afschaffing van de strafbaarstelling alleen de privésfeer betrof en de Britse rechter een hotel niet privé genoeg vond. Ik denk: nu niet zelfgenoegzaam zijn en ach en wee roepen over ‘die gekke Britten’. Het zijn onze buren en net zoals gewone stervelingen erg ontvankelijk zijn voor wat de buren doen, zijn politici dat ook. Zoeken dus. Volgens Wikipedia volgde Nederland (net als België, Luxemburg, Beieren, Italië, Spanje en Portugal) begin negentiende eeuw de Fransen die na de Franse Revolutie in 1791 de strafbaarheid van homoseksuele handelingen afschaften en dat in 1811 in het nieuwe Franse wetboek van strafrecht vastlegden. Ontvankelijk voor de andere buren dus. De Nederlandse Zedelijkheidswet van 1911 haalde daar iets vanaf door homoseksueel contact tussen een meerderjarige en een minderjarige onder de 21 te verbieden. Die bepaling werd in 1971 weer afgeschaft. De minimumleeftijd voor seksuele contacten – homo en hetero – was vanaf dat moment voor iedereen gelijk: zestien. Dat werd nog even twaalf (1989) en weer zestien vanaf 2002.
Winterklaar
Als er vogeltuintellingdag is, dan is ie er nooit, maar als ik aan het opruimen ben, dan altijd wel. De roodborst. Nu zit ie op de rand van de kruidenbak, zoëven op een van de takken van de braam. Overal waar ik net geweest ben, duikt ie op. Misschien is ie dol op het geluid van de bezem, misschien verwacht ie wormen of insekten, misschien is het gewoon een opgeruimd type.