D bleek net zo’n beroerde pillenslikker als ik. Het zal in de familie zitten. Ik had een oma die ze ook niet weg kreeg, en die zo’n pil nog een dag in haar keel voelde steken. In het pijnstillingsarcenaal van D zaten 1000 mg paracetamollen ter grootte van een cashewnoot. D keek er mismoedig naar, de tranen niet ver weg. Wacht, zei ik. Ik deed de joekel in een boterhamzakje, pakte de hamer uit de gereedschapskist, wikkelde een keukendoek om het zakje, legde het pakketje op de grond en begon te hameren. Nu hadden we fantastisch poeder, maar het bleef ongelooflijk smerig. Ook dat hadden D en ik gemeen. Wacht, zei ik opnieuw, en begon appelmoes in een schaaltje te lepelen en daar het poeder doorheen te roeren. In de negentiende eeuw had ik het wel gered als kwakzalver. Gelukkig had de voorzienigheid ook een kloeke doos opiaten geleverd, vol slanke, kleine hulsjes in een glad jasje. Die gingen we eerst opmaken, ook al had de verpleegster op de dagbehandeling daar uiterst eng bij gekeken. Mét pijn ging er niet geslikt worden, dat had ik allang gezien, en dus ook niet gedronken, en omdat drinken zo ongeveer het allerhoogste gebod was bij deze ingreep, waren alle middelen geoorloofd, vond ik. De patiënt zat niet te wachten op kennis van medische zaken, waardoor ik overigens geenszins gehinderd werd, maar op gezag. Gezag van de tante aan wiens zorg de patiënt zich had toevertrouwd, een tante die zei: doe dit, het is goed. Weldra dommelde D onder een dekentje op de bank en bereidde ik een stamppot met rode bietjes, terwijl ik op de radio hoorde hoe de vijfenveertigste president van de Verenigde Staten werd geïnaugureerd, ook al zo’n kwestie van kennis en gezag, waarvan ik nog niet helemaal wist wie de patiënt was en wie de tante.
Categorie: blog
Ringetjes buizen touw
Een prachtige documentaire over Eva Hesse, kunstenaar, gisteren op NPO2. Ik had nog nooit van haar gehoord en was daarom blij dat het tv-programma Close Up mij liet kennismaken. Hesse, geboren in Hamburg in 1936, in een joods gezin, verhuisde voor de oorlog via Nederland en Groot-Brittanië naar de Verenigde Staten. (Hadden de geallieerden het vermoorden van joden in de concentratiekampen kunnen tegengaan door bombardementen op Auschwitz of de spoorlijnen? Daarover – dit is even een zijpad – zag ik vrijdag een documentaire. Nee, was het antwoord, daarvoor konden de bommenwerpers nog niet ver genoeg vliegen en niet precies genoeg bombarderen, bovendien konden spoorlijnen en gaskamers heel snel hersteld worden, én werd voor iedere sabotage een naburig dorp aan Poolse kinderen, vrouwen en mannen uitgemoord. Het enige dat joodse levens op grote schaal had kunnen redden was het ruimhartig opnemen van joden die nazi-Duitsland probeerden te ontvluchten. De familie Hesse lukte het, ondanks de wereldwijde onwil). Na kunstopleidingen maakt Hesse in de jaren zestig van de vorige eeuw een indrukwekkende hoeveelheid werk, tot haar vroege overlijden in 1970 als gevolg van een hersentumor. Hesse zwierf, net als andere kunstenaars, graag door het New Yorkse Canalstreet, toen een walhalla van zaakjes met rubbertjes, schroeven, oude granaathulzen, sluitringen, gewichten, magneten, buizen, touw in alle soorten en maten. Een en al inspiratie. Vijfentwintig jaar geleden zwierf ik, overigens zonder kunstenaarsambities, graag door bouwmarkten en ijzerwarenwinkels. Kijken naar hulsjes, bouten, latten, ijzerwerk, rubbers, knoppen, staven, dat bracht me op ideeën, misschien kon ik er dit mee maken of dat. Nu is de bouwmarkt tot pad 21 een warenhuis vol kant en klare rommel, onze huizen staan vol compromissen. Helemaal achterin vind je de dingen waar nog alles mee kan, waar de belofte nog hangt, waar nog niks duidelijk is. Maar het is te weinig.
Geglobaliseerde tijd
In dit huis nog twee klokken die een menselijke hand nodig hebben om bij de tijd te zijn: het magnetronklokje met zijn blauwe cijfers waarop ik altijd even kijk om te bepalen of ik zal rennen of wandelen naar de metro, en de wekkerradio met zijn steeds zwakkere rode cijfers. Die wekkerradio gebruik ik alleen nog om radio te luisteren, analoog, alleen radio 1 is nog fatsoenlijk te ontvangen. Bij het ingaan van de wintertijd heb ik niet meer de moeite genomen de cijfers van de wekkerradio te veranderen. De tijd haal ik van mijn telefoon. Het wordt vanzelf weer zomertijd bovendien. Ik bedacht me dat het een kwestie van tijd is voor iemand besluit dat we overal in de wereld dezelfde tijd gaan hanteren. Nul uur is nul uur. In Londen knippen mensen hun bedlampje uit, in New York haasten mensen zich nog van hun werk naar huis, in Jakarta staan mensen al weer op, in Auckland maken ze zich op voor de lunch. Allemaal om 0:00 uur. Verwacht niet een grote leider die dit afkondigt op wereldtelevisie, nee dit gaat via onze technologie, via onze beurzen, die gaan een standaard tijd hanteren, een taal en langzaam wordt die taal de taal van ons allemaal. Ik werd wakker, om half acht volgens de Engelsen, om half tien volgens mijn wekkerradio, en wat lees ik in de Volkskrant uit de mond van Ali Nikham (35), oprichter van onder meer Bunq: ‘Voor mij zijn grenzen, tijdzones en verschillende valuta alleen maar hinderlijk. Ik spreek mensen die op dat moment in New York zijn, of in Londen of Berlijn. Waarom moeten we steeds uitrekenen hoe laat het daar is? Als we overal dezelfde tijdzone aanhouden is dat veel makkelijker. Ook al betekent dat 8 uur voor de een lunch is en voor de ander het diner.’ Daar droomt Nikham toch niet ver genoeg. Zolang gemak en geld regeren, zal na de standaardisatie van de tijd de standaardisatie van onze activiteiten volgen.
Weer
Het geluk van sneeuw zien, vrijdagnacht, net voor het slapengaan. Heel even overwoog ik nog wat voetstappen in dat maagdelijke poedersneeuwlaagje te zetten. De volgende dag was het er nog, nog dunner, ik dacht, misschien duurt het wel weer heel erg lang voor ik opnieuw sneeuw zie, hier in de straat, in de tuin. Door de natte sneeuwrestjes liep ik naar de winkels. De mevrouw van de sigarenzaak zei dat de krant een dubbeltje duurder was geworden. Twee dubbeltjes, zei ik toen ik de prijs hoorde. Nou het kan wel toch, zei ze, twee dubbeltjes? Natuurlijk, zei ik, goed nieuws is duur, alleen slecht nieuws komt gratis. Bij de groentevrienden nam ik een emmertje erwtensoep, R was een beetje grieperig, liever geen experimenteel eten, zei hij. De visboer kwam met zijn wekelijkse portie kibbeling. Hij zei: Op zo’n dag als vandaag ben je blij als iedereen weer veilig thuis is. Eerst begreep ik het niet, maar nadat hij had verteld over de collega’s die vanmorgen vroeg op de spekgladde wegen gekanteld waren met hun verkoopwagens, snapte ik het. Zelf kwam hij iedere dag uit Spakenburg. Een nieuwe wagen duurt twaalf weken, zei hij. Je kunt voor de tussentijd een tweedehands huren, maar die zijn minstens vijftien jaar oud. Dat wil je niet meer, en dan de kosten. Bij AH haalde ik stokbrood, dat lekkere, ART staat er op de sticker, ooit stond er ‘artisane’, maar als ik nu wel eens vraag ‘Hebben jullie nog artisane’? (omdat ze het heel vaak niet afgebakken hebben staan) kijken ze me aan of ik om een autoband vraag. Nu stond het er gewoon. De dag na de sneeuwdag was het alweer zo warm dat ik, toen ik langs de zwemplas liep, de aanvechting had er even in te springen.
Wel/niet
Ik zag het Jeugdjournaal. Het Jeugdjournaal was op reportage om te kijken wat kinderen doen in de vakantie. Het ging over shoppen. Overal was sale. Het Jeugdjournaal vroeg kinderen wat er zo leuk was aan shoppen en sale. Bijna alle kinderen zeiden: dan kun je veel meer kopen. Valt het jou ook op, zei ik tegen R, dat geen kind zegt: dan hou ik lekker veel geld over? Zo, nu was ik dus net mijn vader. Behalve het Jeugdjournaal zag ik ook Z weer. Ze kwam naar mij, ze wilde iets printen. Ik zette thee. Ze zei: ‘Iedereen vindt de kastjes mooi. Ze vragen waar ik ze gekocht heb. Ze willen ook zo’n kastje.’ Aan die kastjes zit een verhaal. Koffiedrinken is in Z’s cultuur een belangrijk ritueel. Het zijn kleine kastjes op wielen: eentje is om de spullen van het koffieritueel in op te bergen – de kleine kopjes, de stenen koffiekan, de rieten schaal waarop het lekkers wordt geserveerd – en ook om de koffie op te presenteren; eentje is er voor de brander, waarop de koffie wordt gekookt. Ze had een keer kastjes via internet gekocht, wit waren ze, ze had me een fotootje laten zien. De verkoper kon met de kastjes naar het Centraal Station komen, Z vroeg of ik met haar mee kon, met de auto. Geen probleem. De man had de kastjes zelf gemaakt, niks mis mee, maar ze waren slecht afgewerkt, overal zat nog kit, het deurtje sloot niet, het laatje zat scheef. Z is sterk, ze gaf geen krimp, maar toen ze bij thuiskomst ontdekte dat de brander het niet deed, zei ze: ik heb geen drie jaar gewacht voor zoiets slechts. Met behulp van R gingen de kastjes retour en kreeg zij haar geld terug. En toen zei ik: ik maak de kastjes voor je. Z is niet in Nederland geboren, ook niet in Europa. We zijn bevriend. Nu leek ik weer wat minder op mijn vader.
Bloemkoolrijst
Ik kreeg een mailtje van Twitter, ze hadden gemerkt dat iemand had geprobeerd in te loggen op mijn account via ‘Safari on Mac in Rotterdam’. Achter Rotterdam stond een sterretje, Rotterdam was een gokje ‘op basis van het IP-adres’. Je kon denken: aardig; je kon denken: waar bemoeien ze zich mee; je kon denken: die Twitterlui vinden wel heel snel dingen abnormaal (één keer per jaar half jaar inloggen bijvoorbeeld). In de straat liep een man met een veiligheidsjas en een tuigje over zijn schouders en rug, zo eentje als de postbesteller ook heeft, bij hem hangt er een naar voren hellend tasje aan, waardoor hij zijn handen vrij heeft om ter hoogte van zijn maag door de post te bladeren. Bij deze man was het een iPad. Hij keek naar de kruin van de boom aan de overkant van de straat, typte wat, liep naar de volgende boom, tikte weer wat. Koken maar. Bloemkoolrijst. Het stond op het receptenblaadje dat boerderij Landzicht in het kratje bij de groenten had gestopt, die ik bij de groentevrienden had opgehaald vóór dat Twittermailtje, vóór die iPadman. Ik sneed 250 gram roosjes van de bloemkool, deed die in de hakmolen, zette de staafmixer erop, drukte op de knop en liet de mesjes draaien tot de bloemkool leek op kleine rijstkorrels. Korreltjes in een pan, vier eetlepels water erbij, deksel erop, aan de kook brengen, direct van het vuur halen en drie minuten stomen. De chana masala, kikkererwten in een Indiaas gekruide tomatensaus, ook van het receptenblaadje, pruttelde ondertussen lekker. R kwam thuis met twee potjes in een mooi cadeautasje: aardbeienjam en ingemaakte stoofpeertjes. Gekregen van E, gemaakt door zijn vrouw, ergens deze zomer, deze winter, misschien wel in de week voor kerst, toen ze gewoon nog leefde.
Alexander
Vanwege die reiger gisteren dacht ik aan mijn oudoom en vanwege dat nieuwe rode asfalt zocht ik naar de naam van het poldertje waar die weg langs loopt en kwam ik op een historische site met oude kadasterkaarten. Ik ging eens met mijn oudoom en oudtante naar kennissen. Het waren de jaren zeventig van de vorige eeuw. Op de enorme achterbank van de Mercedes had ik het rijk alleen, we reden over snelwegen die ik niet kende en gingen eraf bij Prins Alexander. Ik lees graag borden, ook toen al. We parkeerden bij een enorme flat, een fenomeen waar ik nog nooit zo dichtbij had gestaan. Mijn oom wilde niet met de lift, mijn tante zei: we gaan toch zeker niet veertien trappen lopen als er een lift is. In de lift zuchtte mijn oom heel diep, met zijn vinger probeerde hij de ruimte tussen zijn hals en het boord van zijn overhemd groter te maken, wat lastig ging vanwege de stropdas. Misschien gingen we toch met de trap. Op de galerij duwde hij zijn lijf tegen de ramen en deuren en toen ik op mijn tenen ging staan om over het randje van de balustrade naar de speelgoedauto’s op de parkeerplaats te kijken, ontsnapte er een piep aan zijn keel. Mijn tante trok mij een stukje naar het midden, zei: doe maar niet, anders komen we nooit bij de juiste voordeur. Misschien is daar bij die kennissen in die flat een jaartal genoemd, 1968, de oplevering van de flat, een van de eerste in dit nieuwe woongebied, in ieder geval was voor mij het plaatje rond. Natuurlijk, deze wijk was vernoemd naar de oudste zoon van Beatrix en Claus, geboren in 1967. Al vroeg ik me wel af waarom er dan geen Prins Willem-Alexander op de borden stond. Zoveel decennia later wist ik inmiddels wel dat het anders zat, maar hoe precies las ik nu pas, bij die historische kadasterkaarten. Veen was het hier, mensen woonden op hogere delen, staken de turf af om hun huizen mee te verwarmen. Toen gingen de steden bloeien, in Holland, Brabant, Zeeland, Vlaanderen en werd het veen lucratief; ondanks waarschuwingen werd er veel meer turf afgestoken dan verantwoord was en bleef na eeuwen en negen meter graven uiteindelijk een onbewoonbaar gebied vol veenplassen achter. Besloten werd het gebied droog te malen. In 1866 legde een toen vijftienjarige prins Alexander de eerste steen van het stoomgemaal en kreeg de polder zijn naam. De grond bleek nauwelijks geschikt voor landbouw, tuinders probeerden het, maar die waren niet rouwig toen ze vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw door de gemeente werden uitgekocht. Alexander dus, zoon van koning Willem III, halfbroer van Wilhelmina.