Vanwege die reiger gisteren dacht ik aan mijn oudoom en vanwege dat nieuwe rode asfalt zocht ik naar de naam van het poldertje waar die weg langs loopt en kwam ik op een historische site met oude kadasterkaarten. Ik ging eens met mijn oudoom en oudtante naar kennissen. Het waren de jaren zeventig van de vorige eeuw. Op de enorme achterbank van de Mercedes had ik het rijk alleen, we reden over snelwegen die ik niet kende en gingen eraf bij Prins Alexander. Ik lees graag borden, ook toen al. We parkeerden bij een enorme flat, een fenomeen waar ik nog nooit zo dichtbij had gestaan. Mijn oom wilde niet met de lift, mijn tante zei: we gaan toch zeker niet veertien trappen lopen als er een lift is. In de lift zuchtte mijn oom heel diep, met zijn vinger probeerde hij de ruimte tussen zijn hals en het boord van zijn overhemd groter te maken, wat lastig ging vanwege de stropdas. Misschien gingen we toch met de trap. Op de galerij duwde hij zijn lijf tegen de ramen en deuren en toen ik op mijn tenen ging staan om over het randje van de balustrade naar de speelgoedauto’s op de parkeerplaats te kijken, ontsnapte er een piep aan zijn keel. Mijn tante trok mij een stukje naar het midden, zei: doe maar niet, anders komen we nooit bij de juiste voordeur. Misschien is daar bij die kennissen in die flat een jaartal genoemd, 1968, de oplevering van de flat, een van de eerste in dit nieuwe woongebied, in ieder geval was voor mij het plaatje rond. Natuurlijk, deze wijk was vernoemd naar de oudste zoon van Beatrix en Claus, geboren in 1967. Al vroeg ik me wel af waarom er dan geen Prins Willem-Alexander op de borden stond. Zoveel decennia later wist ik inmiddels wel dat het anders zat, maar hoe precies las ik nu pas, bij die historische kadasterkaarten. Veen was het hier, mensen woonden op hogere delen, staken de turf af om hun huizen mee te verwarmen. Toen gingen de steden bloeien, in Holland, Brabant, Zeeland, Vlaanderen en werd het veen lucratief; ondanks waarschuwingen werd er veel meer turf afgestoken dan verantwoord was en bleef na eeuwen en negen meter graven uiteindelijk een onbewoonbaar gebied vol veenplassen achter. Besloten werd het gebied droog te malen. In 1866 legde een toen vijftienjarige prins Alexander de eerste steen van het stoomgemaal en kreeg de polder zijn naam. De grond bleek nauwelijks geschikt voor landbouw, tuinders probeerden het, maar die waren niet rouwig toen ze vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw door de gemeente werden uitgekocht. Alexander dus, zoon van koning Willem III, halfbroer van Wilhelmina.