Er is een foto waarop hij nog op mijn borst past, zijn voetjes op mijn buik, zijn hoofd op mijn borstbeen. Nu komt hij met een verhit hoofd van het harde fietsen de kerk annex debatcentrum binnen. Hij kijkt op het kaartje dat ik tien minuten geleden bij de mevrouw van de kassa heb achtergelaten. ‘Mijn man is ziek, er komt zo iemand die graag op dit kaartje nog naar binnen wil. Het is een jonge knul.’ De zoon van mijn vrienden loopt achter de bar langs, ik probeer zijn ogen te vangen. De mevrouw van de kassa duikt achter hem op, kijkt rond, ziet mij zwaaien, tikt hem op de schouder, wijst. ‘Ah,’ hij glimlacht, loopt voorzichtig voor wat mensen langs, nestelt zich naast me. Op televisie is het de avond van de finale van De slimste mens, maar de juryvoorzitter van De slimste mens loopt gewoon hier. Hij is net een paar minuten bezig. Optimisme, dat is het onderwerp van vanavond. Het maakt eigenlijk niet uit wat het onderwerp is, de spreker praat wel. Zo nodigde de businessclub van Uden hem ooit uit. Waarover moest het gaan? Over hoe Uden tot de Randstad kon gaan behoren. Nou, had hij geantwoord, dat wordt dan een heel kort praatje. U zult massaal naar de Randstad moeten verhuizen. Optimisme dus. ‘Ook al vindt u uw leven voltooid,’ zegt de spreker, ‘bedenk dat u uw leven hebt gehad in een van de beste landen ter wereld.’ Inderdaad. Welk lijstje je ook bekijkt, Nederland staat vrijwel altijd in de top tien, vaak zelfs in de top vijf. Dat mensen die beweren dat Nederland aan de rand van de afgrond staat op zoveel sympathie kunnen rekenen, snapt hij slecht. Het kan te maken hebben met het feit dat we gemiddeld niet meer dan tien minuten per dag lezen. Het kan te maken hebben met de menselijke hang naar angst. We kijken massaal naar moord en doodslag, films en series waarin de wereld ten onder dreigt te gaan. Na de pauze vraagt een vrouw wat ze kan doen tegen mensen die op feestjes rabiate onzin verkondigen. De spreker geeft haar weinig hoop. ‘Ik heb nog nooit iemand overtuigd. De mens wil helemaal niet overtuigd worden, wil niet van standpunt veranderen.’ Zelf had hij ooms, geen domme ooms, die op verjaardagen stellig beweerden dat Joop den Uyl een villa had in Portugal, ‘van onze centen’. Daar was niks tegen de doen. ‘Je preekt voor eigen parochie. Discussiëren doe je met mensen met wie je het grotendeels eens bent.’ Op het eind gaat het alle kanten op. Bijvoorbeeld over zijn ervaringen met studenten: ‘Zegt een meisje dat ze maandag een werkstuk zal inleveren, dan levert ze dat maandag in. Zegt een jongen hetzelfde, dat mag je blij zijn als het er met kerstmis eens is. Jongens blinken uit in Trumpiaanse verzinsels om recht te praten wat krom is.’ Nee, tot hun vijfentwintigste hoefde je van jongens niks te verwachten. Enige uitzondering waren jongens van orthodox-christelijke huize. Zeiden die maandag, dan was het er maandag. ‘Nou,’ zei ik tegen mijn jonge metgezel, ‘aangezien jouw ouders verzuimd hebben je orthodox-christelijk groot te brengen, kun je nu zeggen dat ze de komende tien jaar niet al te veel aan je hoofd moeten zeuren.’ Hij had het echt heel leuk gevonden.
Categorie: blog
Zorgen
Een vriendin appte de middag na haar nachtelijke pijn waarvoor ze ten einde raad om zes uur ’s ochtends de dokter had gebeld: ‘Ik was echt niet goed, de hele dag niet geslapen, het was zo erg.’ Dat was maandag. Op dinsdag sms’te een vriend: ‘Slecht nieuws, ik heb een kwaadaardige tumor in mijn nier.’ Redeloze zorgen maakt een mens, althans ik, over dingen die nog niet gebeurd zijn, waarvan de uitkomst nog ongewis is. Zo maakte ik me, het was inmiddels woensdag, zorgen over een breuk in een pasje, over een instantie die dat pasje donderdagochtend zou gaan bekijken en dan misschien tegen mijn vriendin – want om haar pasje gaat het – ging zeggen dat het pasje niet meer geldig is, dat het vervangen moest worden; op andere plekken hadden mensen in officiële functies daar al iets over gemurmeld en nu ging het om de meest officiële van allemaal. In juli wordt dat pasje sowieso waardeloos en dus hoopt mijn vriendin al een jaar dat ze het tot die tijd weet te rekken, want vervangen kost 161 euro. Eigenlijk maakte ik me zorgen over de slag die het zou toebrengen aan het gemoed van mijn vriendin. Ze heeft een gezonde woede over bureaucratische gekkigheid die de mens tot wanhoop drijft, vooral als het ook nog eens flink in de papieren loopt, maar daaronder zit een fijn, gevoelig hart. Ze was op tijd wakker, de afspraak hadden we digitaal gemaakt: van 9 tot 9.10 uur. Het ging deze ochtend niet eens om het pasje, het ging om een nieuwe foto, vingerafdrukken. Maar dat pasje moesten ze natuurlijk zien, dat pasje moeten ze namelijk altijd zien, en ze willen ook altijd het pasje uit het stevige, doorzichtige hoesje halen, terwijl niemand het in zijn hoofd haalt om een gebroken been uit het gips te peuteren. Ik had scenario’s in mijn hoofd: dat ze gingen vragen hoelang ze al met zo’n kapot pasje rondliep, dat zij van de zenuwen eerlijk zou zijn in plaats van ‘het is net gebeurd’ te liegen; dat de autoriteiten het pasje onmiddellijk zouden innemen; dat ze ter plekke dat geld moest ophoesten; dat er proces-verbaal opgemaakt ging worden vanwege rondlopen met een ongeldig pasje; iemand zou voor haar ogen het laatste zetje geven: krak. Vervolgens zou ze in plaats van een klein beetje te laat gigantisch veel later op school komen, en zou ook de docent boos zijn. ‘Hoe ging het?’ appte ik om half tien. Begin van de middag schreef ze: ‘Het was heel goed. Ik was er om vijf voor negen. Het was nog gesloten. Nu ga ik sporten.’ Ze hoefde trouwens niet naar school, ze was met haar hele klas, misschien wel met haar hele school, naar het Internationale Filmfestival geweest in het Oude Luxor. Haar school is echt geweldig.
Chocomel
Midden op de metrostoel staat een literpak chocomel, ‘de enige echte’, ernaast een forse jongen. Hij draagt witte Adidas-sneakers van een zachte stof, ik zie ze de laatste tijd vaker. Ook Nike heeft ze. Knokige tenen en andere uitstulpingen zie je erdoorheen, bijna zoals in sokken. Ze zijn waarschijnlijk lekker zacht, maar ze lijken me behoorlijk besmettelijk, en ook erg nat bij regen. Boven de gympen draagt hij een zwarte Adidas-trainingsbroek met Chelsea-embleem en een zwart jack van Fila, type dekbed. Hij is nog jong, maar zijn haarlijn vertoont al flinke inhammen en ook bovenop zijn de haren niet dicht bezaaid. Op zijn wangen, kin en op zijn bovenlip wel wat pluizige baardgroei. Zonder van zijn telefoon op te kijken pakt hij de chocomel (de eerste robot die zoiets kan moet nog worden uitgevonden), neemt een flinke slok en zet het pak dan op zijn schoot, tegen het been dat met de enkel op de knie van het andere been rust. Zijn hoofd beweegt mee met wat het hoort via de oortjes die met een rood snoer vastzitten aan de telefoon. Soms glimlacht hij naar zijn telefoonschermpje. Als hij allebei zijn duimen nodig heeft om iets te typen neemt hij nog een paar grote slokken, haalt dan zijn been van zijn andere been, beide voeten weer op de grond, zet het lege of bijna lege pak op de grond tussen die stoffen Adidassen, zo zacht als sloffen, meer iets voor binnen. Over twintig jaar zal een socioloog aan de hand van deze gympen zeggen dat het een tijd was die om zachtheid schreeuwde, jonge mensen hulden hun voeten erin. Ik zou de jongen willen vragen hoe dat zit bij nat weer, zijn zijn gympen er tegen bestand? Maar ik wil hem niet storen. ‘Waar je kunt verdwijnen,’ zei Ruben Terlou zondagavond in de VPRO tv-serie Door het hart van China, ‘kun je ook jezelf zijn.’ Hij typt inmiddels razendsnel met beide duimen, de ellebogen op zijn knieën, zijn lijf licht voorover, en lacht breeduit. Ik doe het nu ook terwijl ik zijn lach opschrijf, grinniken zonder geluid, er is minstens één iemand die deze jongen leuke berichten stuurt. Vooruitgang: de tijd dat je alleen baby’s en kleine kinderen zo lang zo ongegeneerd kon bekijken is voorbij.
Abraham
Kruidvat had spullen: vlaggetjes, ballonnen, een banner van 180 bij 40 centimeter, een hoedje, een masker, zelfs een pop. Je moest de pop wel zelf vullen. Ik appte de jongste dochter van mijn broer. ‘Doen jullie iets? Is er een pop?’ Ja, ze had versiersels, maar een pop had ze niet kunnen vinden. Ik zei dat ik er een had gezien bij het Kruidvat. ‘Oooh,’ riep ze. Maar had zij dan misschien stro? ‘Nee, stro hebben we niet meer.’ Voor de romantici: je kunt dus prima op een boerderij wonen waar je vader genoeg graan in de silo’s heeft om de komende tien jaar voor een flink dorp brood van te bakken, maar geen stro hebben. Niet eens één baal. Omdat ik proefde dat mijn nichtje zo’n pop wel leuk vond, liep ik vanochtend nog even langs het Kruidvat – wist niet dat die hier op zondag open was. Ik bekeek de pop, of dat wat een pop kon worden. Je kon hem zowel gebruiken voor een Sarah als voor een Abraham. Er moest dus niet alleen gevuld, maar ook aangekleed worden. Waarmee? Natuurlijk kon ik straks als we het erf opreden even de schuur inlopen en een oude overall uit het klompenhok halen die daar vast wel aan een spijker zou hangen, en die dan om die pop proberen te wurmen, maar er bestond een reële kans dat de pop die ik, zo had ik bedacht, zou vullen met opgeblazen ballonnen, te dik zou zijn voor mijn broers overall. Ik legde de plastic rommel terug, ik had genoeg slingers, ballonnen, zelfs een hoedje, voor een niet-verjaardag bovendien. We gingen op pad. Bij afwezigheid van een potsierlijke pop hingen we de banner aan de schuur – bovenaan een grote rode vijf en een grote rode nul, daaronder een grappig grijs baasje – goed in het zicht van iedereen die langsreed. Het ging heel makkelijk: gewoon het ophangkoord een paar keer om de zwart geteerde spijkers draaien die daar misschien al meer dan honderd jaar keurig naast elkaar in het hout zaten. Toen ik ze zag, wist ik het weer. Vroeger hingen daar soms juten zakken aan te drogen. Stro had ik voor me gezien, gewoon een paar balen ergens in een hoek, maar die spijkers niet. Die spijkers was ik helemaal vergeten.
Tastzin
Mensen die in showrooms op zoek zijn naar een nieuwe auto schoppen massaal tegen banden. De groentevriend wist het van een garagehouder die daar helemaal gek van werd. Zelf kocht hij geen Hema-worst meer sinds die open en bloot in het schap lag en hij vrouwen met die worsten in de weer had gezien: oppakken, knijpen, terugleggen, volgende oppakken, knijpen, terugleggen, volgende… Had hij zelf buiten een krat komkommers staan, dan werd hij ook helemaal gek van al die vingers die de komkommers een voor een vastgrepen om ze eens lekker een voor een onverkoopbaar te knijpen. De zaterdaghulp die sinds de kerst haar diploma activiteitenbegeleiding met specialisatie verstandelijk gehandicapten heeft, maar nog geen baan, liefst iets in de buurt van Gouda, had ook een vast knijpklantje: kiwi’s waren zijn specialiteit.
Geen treinen (2)
Het meisje voor wie ik vijftien minuten geleden een boterham met pindakaas smeerde, waarna we het eerste stuk naar school renden, gewoon omdat ze daar zin in had, en die nu naar het digibord voorin de klas loopt en daar haar foto aantikt die daarop van zwartwit in kleur verandert waarbij ze zegt: ‘Jippie, ik ben vandaag tweede’, en dan haar nieuwe tafel laat zien, een hogere, en haar stoel van die tafel tilt om te gaan zitten en daarna het blad omhoog doet en uit de buik van de tafel een boek opdiept, een lekker dik boek, dat meisje zei gisteren voor het slapengaan dat ze heel graag leest, en eigenlijk altijd en alleen boeken waarin de hoofdpersoon een ik is. Ook zei ze dat ze hoopte dat ik er de volgende morgen nog zou zijn.
Geen treinen
Mijn vriendin heeft een iPhone, ik een Motorola. Bij het winkeltje met de vrolijke lichtreclames schuin tegenover mijn vriendin – OPEN knipperde rood, GSM wit, REPARATIE groen – kocht ik in de loop van de middag van een man met bevende vingers een telefoonoplaadkabeltje.