R zei: ‘Moet je niet eens wat over de rozen schrijven?’
Ik kijk diep de achtertuin in, de rozen staan in de tuin van de buurman, op een smalle strook grond ingeklemd tussen de gezamenlijke schutting en buurmans tuinchalet. Ze bloeien rijk, rood en vol, ieder jaar opnieuw. Het grondstrookje is nog geen twintig centimeter breed, zonlicht komt er niet, behalve dieren beroert of beloopt niemand de grond. Ik heb de buurman nooit met een snoeischaar in de buurt van de rozen gezien en het is zeker tien jaar geleden dat hij olifantenmest uit Blijdorp haalde en door zijn tuingrond mengde. Het is trouwens ook alweer twee maanden geleden dat hij thuis sliep. Het ging niet meer, vooral mentaal niet.
Maar afgelopen zondag op Pinksterdag was hij er, met een van zijn dochters, om het gras te maaien. Hij zal de rozen ook gezien hebben.