Richard Leplastrier, 7 oktober, QR

Voor alles is een eerste keer. Laat ik deze eerste keer niet vergeten. Ik had een paar dagen eerder de app op mijn telefoon gezet, en op 7 oktober hield een medewerker van het filmtheater haar telefoon boven mijn telefoon. Mijn scherm bestond uit een vierkant vol witte en zwarte blokjes die samen een ingenieus patroon vormden, onderin het scherm fietste een vrouw met rode haren op een groene fiets met op haar bagagedrager een jongen met zwarte krullen, daarachter kwam een jonge vrouw op een skateboard met een gele broek en een groene rugzak, haar zwarte haren had ze in een dikke knot bijeengebonden. Het scherm van de medewerker kleurde groen met een zwart vinkje. Naar een identiteitsbewijs vroeg ze niet, dat was een lek in het systeem, maar ook weer niet een heel groot lek, want de smartphone is als een boomblad dat grote delen van de dag uit onze hand groeit en dat niemand graag loslaat, zeker niet voor een hele avond.

De film draaide in zaal zes en maakte onderdeel uit van het Architectuur Film Festival Rotterdam. We waren ruim op tijd, overwogen nog even koffie en thee te halen, maar we waren na anderhalf jaar thuisblijven verleerd dat het maken van koffie op plekken als deze in van die hippe apparaten een eeuwigheid duurt, er stonden twee mensen voor ons. Er zat een handvol mensen in de zaal, we kozen de middelste plekken van een rij waarin we onze hoofden niet achter- of voorover hoefden te kantelen. Een paar minuten voor de film begon, stroomde de zaal vol, en dat bedoel ik letterlijk. Alle Rotterdamse architectenbureaus hadden een stuk of vier of tien medewerkers afgevaardigd. Het was even raar, een onbekend iemand op de stoel naast je, op de stoel pal achter en voor je, en toen niet meer.

Architectuur gaat over het maken van plekken vol welbevinden, zei de Australische architect Richard Leplastrier, want naar hem keken we, naar zijn leven, zijn werk. Geen glas, muren die openklappen als de zijkleppen van een marktkraamkar, een dak dat zich hydraulisch opent. De mens kan meestal toe met de helft van de ruimte die hij nu heeft, zei Leplastrier. Zelf woonde hij op een heuvel in de buurt van Sidney, uitzicht over een blauwe baai, beneden een roeiboot. Het is meer een soort kamperen, zei zijn vrouw lachend, glas zou soms handig zijn, waarop Richard zei: alleen als er wijn in zit.

Alles was prachtig, Leplastriers manier van denken, de materialen, de gesprekken met zijn opdrachtgevers, wat hij realiseerde. Omdat dit het Architectuur Film Festival was stond er bij de uitgang van de zaal een vrouw met een zwart t-shirt van het Festival. Prachtig toch, zei ze. Ik knikte, ik zei dat ik in Leplastriers geest wel een huis zou willen maken, al was een ding me niet duidelijk geworden. Hoe verwarmde hij al die huizen? De vrouw in het Festival-shirt dacht dat het Down Under altijd tussen de twintig en vijftig graden was.

Leplastrier, een QR-code, geen verwarming, op een of andere manier haakte het allemaal aan die zevende oktober.

Buiten regende het.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.