Achtentwintig tegels haalden de tuinmannen uit de achtertuin, achtentwintig vierkante meter gewapend beton. Ze wogen per stuk meer dan honderd kilo, de tuinmannen zaagden ze eerst doormidden. Het was in die eerste week dat het weer niet langer nat en fris was, maar droog en best warm. De overbuurvrouw die niet kon zien wat er in onze achtertuin gaande was maar wel de tuinmannen grote stukken tegel zag kruien naar een container voor ons huis, vroeg wat we aan het veranderen waren en zei toen: ‘Dat je dat toch ooit aangedurfd hebt, zulke grote tegels.’ Ja, ik had ze veertien jaar geleden zelf in het ontwerp getekend. De overbuurvrouw informeerde ook naar de twee bigbags die ze naast de container had zien staat en waarin vier kuub houtsnippers hadden gezeten. ‘Is het wat?’ vroeg ze. Ik zei: ‘Alsof je in het bos loopt.’ R zei: ‘Ik kan nu niet meer op m’n sokken de tuin in.’
De tuinmannen renoveerden ook de vijver: de plas water van drie bij twee meter, vijfentwintig centimeter diep, geen vissen. Ik wilde plantvakken langs de randen van het water en ook ondieptes in de vijver om de vogels makkelijker te laten drinken en badderen. De hoofdtuinman loste mijn wensen op door de vijver groter te maken. De plekken waar ik de plantvakken had getekend en waar de tegels nu weg waren, vulde hij niet op met houtsnippers, maar met water. Zo ontstonden vanzelf de ondieptes voor de vogels. Zette ik op die ondiepe plekken waterplanten, dan had ik ook mijn plantvakken. Het was een briljante oplossing waar geen spa voor de grond in hoefde, die slechts een verlegging van de vijvergrens vergde, en bovendien de randafwerking van de vijver eenvoudig maakte. Toen de groentevriend mijn tuinprojectverhaal aanhoorde gaf hij me twee waterkersplanten cadeau. Ik zette ze in een gedeelte van acht centimeter diep waar ik al een merel had zien badderen; ze sloegen goed aan. Ik bestelde er nog acht.
Omdat de hele tuin wat hoger kwam te liggen, legden de tuinmannen de vijverbrug ook iets hoger. Die brug is niks anders dan een plat stevig metalen rooster. Verhoogd ligt de brug op de plek waar die altijd heeft gelegen. Vanwege de verlegging van de vijvergrenzen zweeft de brug als het ware in de vijver en stap je over een randje water of een frisgroene strook waterkers de brug op. Toen de vijver weer gevuld was, likte het water aan de onderkant van de brug. ‘Je kunt nu echt over water lopen,’ zei ik tegen R die negen maanden geleden ‘lopen over water’ als thema koos voor zijn eerste dienst in zijn nieuwe kerk. R die op zijn sokken op de houtsnippers in de vernieuwde tuin stond, aarzelde. ‘Dan worden mijn sokken misschien nat.’
Dit weekend brak de hemel na weken droogte weer open en stroomde de vernieuwde vijver voor het eerst helemaal vol. De brug lag nu een schoenzooldikte onder water. R zei dat de tuinmannen dat maar moesten komen oplossen. Ik zei dat de vakjes in het rooster van de brug zo wel lekker schoon bleven. Ik trok mijn kaplaarzen aan, pakte de huishoudtrap en liep de tuin in. De blauwe regen die de pergola boven de vijver begroeit, was toe aan zijn zomerse snoeibeurt. Ik klom op de trap, knipte, rekte me uit, knipte nog meer, rekte me nog meer uit op zoek naar lange uitlopers, daalde af, klapte de trap in, waadde met de trap voorzichtig over de brug door het water, klapte de trap weer uit, klom erop, knipte, rekte, knipte, rekte nog meer. Toen ik klaar was liep ik een paar keer langzaam over de brug door het water heen en weer. Het water gleed over en langs mijn kaplaarzen als een satijnen doek over mijn naakte huid, ik voelde de minieme weerstand, er was het wonder dat ik niet weggleed, op de been bleef, dat ik er doorheen kon, doorheen mocht. En dan dat geluid!, de kabbeling waarmee het water plaats voor mij maakte, zo veel spannender dan het geklater van een fontein.
Als peuter heb ik dit allemaal geweten.