Het was leuk elkaar weer te zien, al was het op een Zoom-scherm, dus besloten we het vaker te gaan doen en dan zouden we er ook gelijk iets nuttigs van maken. Het muzikale gehoor trainen, opperde fluitist 1, en uitleg over drieklanken en intervallen en hoe je die laatste makkelijk kunt onthouden. Zij had gehoord dat Vader Jacob begint met een secunde, een afstand van één tussen de eerste twee noten van een toonladder, en dat 1-2-3-4 Hoedje van papier begint met een terts: een sprong van de eerste naar de derde toon. Klarinettist 1 gooide transponeren in de groep en fluitist 2 kwam met de kwintencirkel aanzetten en de vraag wanneer een stuk in mineur of majeur staat. Klarinettist 2 wilde ook graag het muzikale gehoor trainen, om niet altijd vast te zitten aan bladmuziek. Ja, typte ik, dit wil ik ook allemaal leren, en ook beter in de vingers krijgen hoe de altsax, een zogenaamd Es-instrument, zich verhoudt tot piano en fluit. Mijn C klinkt hetzelfde als een Es op de piano.
Dus stuurde onze ensemble-leider ons 46 pagina’s theorie waarvan het meeste ons bekend voorkwam, maar niet alles, zeker niet dat van die intervallen en drieklanken en secundes, tertsen, kwarten, kwinten, sexten, septimes en octaven, en kregen we huiswerk op: toonladders spelen en in onze vingers stampen, tot drie kruizen en drie mollen; de tertsen van die toonladders uit onze hoofden leren; de drieklanken van diezelfde toonladders oefenen. En dat alles om voortaan vlot het karakter van een muziekstuk te herkennen: in welke toonsoort staat het, om welke toonladder draait het, wat is de grondtoon, wat de terts. ‘Een beetje zoals vroeger op de lagere of basisschool zinsontleding?’ vroeg ik. Ja, dat was een prima vergelijking.
Voortaan zouden we niet meer zomaar iets beginnen te spelen, maar zouden we het stuk begrijpen, de context, en waarom de noten en de voortekens bij de sleutel waren zoals ze waren, en niet anders.
We hadden er allemaal veel zin in. Terug naar de schoolbanken.