Iedere keer als ik de wormen voer, maak ik een controlerondje over alle verdiepingen van de compostfabriek. In de bovenste bak met het meest verse voedsel was nog geen worm te zien, op de verdieping daaronder was het voedsel ook nog behoorlijk intact, op de verdieping daaronder was het een drukte van belang, al bewogen de wormen traag, niet het actieve gekrioel en gekronkel dat ik gewend was van de zomer. Nog een verdieping lager leken de paar wormen die zich lieten zien voor pampus te liggen.
Ik kroop de terrasruimte uit, liep de tuin in en pakte de speciekuip die schuin op z’n kop tegen de schuttingdeur stond te wachten op wat ik over die kuip ging beslissen: weg of blijven? Ik tilde hem de ruimte onder het terras in waar die een paar jaar werkloos had gestaan. Ik zocht een plek ver van het gat in de buitenmuur, pakte de wormentoren op en zette het hele compostfabriekje in de kuip. Het paste mooi. Uit een sinaasappeldoos met lege kweekpotjes, een puinzak en groene statiegeld-bladcompostzakken pakte ik de twee lange stroken bubbeltjesplastic die ik vorig jaar ook had gebruikt. De stroken zette ik ín de speciekuip óm het wormenhotel heen: losjes genoeg om lucht te laten circuleren, nabij genoeg om de koude buitenlucht geen directe toegang te geven. Bovenop legde ik de grote puinzak waarvan ik de randen losjes in de kuip stopte, zoals een dekentje om een matras.
Na een dag en een nacht nam ik niet alleen een nieuw bakje afval mee naar de wormen, maar ook een thermometer. Ik haalde de grote puinzak los, deed het afval in de bovenste bak, voerde mijn inspectierondje uit, ja, er was duidelijk meer beweging, meer gekrioel. Ik legde de thermometer op het randje van de derde verdieping en dekte alles weer toe. Terwijl de thermometer zijn werk deed maakte ik een rondje door de tuin, nee, de pompoen was nog niet ver genoeg om te oogsten, en pakte de bezem om de druiven die na de oogst op de grond waren gevallen, de borders in te vegen.
Weer terug onder het terras vouwde ik het winterdek van de compostfabriek weer open en checkte de thermometer: vijftien, zestien graden. Dat was prima, in het hart van de bakken zou het zeker twee, drie graden warmer zijn. Negentien schijnt ideaal te zijn, tussen de vijftien en vijfentwintig is goed. Bij een lagere temperatuur gaan de wormen niet dood, ze worden alleen minder actief. Ik wil ze actief houden. Ook alle dagen van deze herfst en winter.
Over een jaar weet ik of de groene afvalcontainer die nu nog voor het huis staat overbodig is.