We kwamen er niet uit, mijn tante en oom, R en ik. Maar wat gaf het. Dat we lekker discussieerden over de toestand van de jeugd van tegenwoordig en het niet eens werden, betekende dat we gezond waren, springlevend van lijf en geest, elkaar in de ogen konden kijken met tussen ons een lage tafel waarop mijn tante voortdurend lekkere dingen toverde.
Mijn oom vertelde over die keer dat hij bij zijn vader op bezoek ging in zijn verzorgingshuiskamer. Het was tegen acht uur ’s avonds. Moet je geen journaal kijken? vroeg mijn oom. Mijn opa had zijn hoofd geschud. Niks dan ellende.
Om elf uur vroeg mijn tante: Hebben jullie trek in ijs? Kijk, dat is nou zo leuk aan mijn oom en tante. Dat die op een tropische vrijdagavond gewoon een bak ijs met drie soorten chocola opentrekken en er zelf even gulzig van aten als de gasten.