Regen, bonen, wormen

Er komt regen aan en dat is maar goed ook, zegt mijn broer. Hij heeft zowel lichte als zware grond. Da’s onder al die wisselende weersgesteldheden handig. Op die lichte grond heeft hij net cichorei gezaaid. Dat is geen makkelijk karwei. De ideale zaaidiepte voor cichorei is een halve centimeter. ‘Dus zaai je tussen de nul en de maximaal één centimeter,’ legt mijn broer uit. Zaai je te diep, dan komt het plantje gewoonweg niet boven, daar heeft het de kracht niet voor. Voor die net gezaaide cichorei is het fijn dat er regen aankomt.

Voor de zware grond, die langs de betonnen pad, is de regen ook meer dan welkom. ‘Als ik daar nu tegen een kluit schop, vliegt die twintig meter weg.’ Dat is dus niet de bedoeling. Als je tegen een kluit trapt, hoort die uit elkaar te vallen. Door de regen gaat de kluit zich volzuigen, en als mijn broer na de regen het land gaat oprijden – zeg maar: de bovenlaag lekker los maken voor nieuwe zaadjes – zullen die kluiten uit elkaar vallen.

Wat gaat hij op die zware grond waar de kluiten nu nog kogels zijn, zetten? Bruine en rode bonen. ‘Kidneybonen?’ Ja, kidneybonen. Toen de corona het land in kwam en iedereen aan het hamsteren sloeg, kwam er extra vraag naar conserven. Wie kon nog bonen zaaien? Mijn broer zit niet vast aan contracten, die heeft ruimte om in te spelen op de actualiteit. ‘Moeten die er nog niet in?’ vraag ik. Nee, bonen verdragen geen flintertje nachtvorst, en dat is nu soms nog aan de hand, zegt mijn broer. Dat je ’s ochtends een dikke jas aan moet – de ochtenden van mijn broer beginnen een paar uur eerder dan mijn ochtenden – en dat je ’s middags in je t-shirt kunt lopen.

‘Mei is vroeg zat voor bonen,’ zegt mijn broer.

Als mijn broer bonen gaat zaaien, kan ik mijn wormenhotel weer uit de winterstalling onder het terras gaan halen. Wormen zijn als bonen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.