Zaterdag waren de dakdekkers die afgelopen nazomer ons hele rijtje van nieuwe bitumen hebben voorzien, bezig op het dak van de vier garageboxen. Ze hadden de ruimte en een lekker zonnetje. Gisteren waren twee mannen zonnepanelen aan het installeren op het dak van een van de zijburen. ‘Een diepte-investering,’ zei de buurman, ik kwam hem tegen bij de metro-overgang. ‘Twee, drie uurtjes en alles ligt erop. Het is onvoorstelbaar.’
De verbouwing van de viswinkel is in hoog tempo doorgegaan. Ik loop erlangs omdat ik de passage tussen de supermarkt en de drankwinkel te nauw vindt, te vol met mensen die wachten op een van de gelimiteerde winkelkarretjes om de supermarkt binnen te mogen. ‘Ik heb er flink wat vaart achter gezet,’ zegt de visboer. Hij vertelt over de zonnepanelen op het dak en dat hij gigantisch gaat besparen op water en elektriciteit door het nieuwste van het nieuwste op het gebied van koeling en frituur. Nu de vitrine over de volle breedte van de zaak loopt, kan hij overmorgen alle deuren openzetten en de klanten keurig met kratjes scheiden. Voor zijn medewerkers zal het een verademing zijn, ze verkopen tijdelijk vanuit een mobiele viskraam, bij iedere passeerbeweging schuren hun lijven tegen elkaar, ik zag het toen ik eerder vandaag in een van de met stoepkrijt gemarkeerde vakken stond te wachten op een haring en wat kibbeling.
Wat ook doorgaat alsof er niks aan de hand is: de mannen van het groenbedrijf die het gemeentegroen een voorjaarsbeurt komen geven; de vuilnismannen- en vrouwen, de postbestellers, de pakketbezorger; de jongeman in het autootje van de apotheek; de jongen op de fiets die het avondblad bezorgt; de kaasboer met zijn knalgele bestelauto die aanbelt bij zijn twee adresjes; de monteurs van het garagebedrijf achter de benzinepomp die even pauze houden: de twee die roken staan te dicht bij elkaar, de niet-roker kletst op zeker drie meter afstand mee; de uitlaatservice voor de witbruine Emma van de overkant, er is geen limiet aan het aantal honden waarmee je in een bos mag lopen.
Ook in huizen wordt doorgewerkt, minder zichtbaar, daar kom je alleen achter door hier en daar een praatje te maken. Een buurman die bij de drinkwatervoorziening werkt, doet nu alles vanuit huis, vertelt zijn vrouw die de vuilcontainer ophaalt, al kost dat soms moeite door overbelaste servers en moeizame beeldbelafspraken. R bereidt een avondgebed voor dat aansluitend aan het wekelijkse klokgelui op woensdag via internet kan worden meegeluisterd.
Al even niet gezien: de bezorgbus van de grootgrutter, het Efteling-karretje van die andere levensmiddelenbezorger. Via de straatapp leer ik dat het bemachtigen van een bezorgtijdstip topsport is: om middernacht klaar zitten met je handen aan de knoppen en dan nog vaak misgrijpen. In de straat zijn twee bezorgmomenten gescoord, volgende week pas, maar alles beter dan niks. Wie nog wat wil, kan zijn boodschappenlijstjes inleveren.
Met de grootste bewondering kijk ik naar de vrouwen in hun paarse Aafje-thuiszorgjacks die iedere dag hun fiets parkeren in de voortuin van het hoogbejaarde stel. Onverschrokken, zo stappen ze af.