De man die op Marktplaats de hoge vakkenkast heeft gekocht, is keurig op tijd. Hij zet zijn auto in een van de parkeervakken recht tegenover ons huis. Zijn auto is beaujolaisrood en ruim. Thuis heeft hij al de achterbanken neergeklapt, nu verlegt hij drie witte doeken. Natuurlijk, iemand die een nette vakkenkast wil, is een georganiseerd mens.
Ik open de deur. De afstand tussen ons is krap anderhalve meter. Ik zeg dat ik de andere deur open ga doen en wijs naar links.
De man is middelbaar en slank. Hij staat buiten, ik binnen. De ochtendzon schijnt fel, de wind komt uit het oosten. De kast staat direct naast de deur. Ik wijs alle onderdelen aan: de achterwand, de twee zijkanten, de middenstaander, de bovenkant, de onderkant, de tien plankjes, het zakje met alle schroeven. Ik let erop dat ik de planken niet aanraak.
De man heeft oranje met grijze werkhandschoenen aan. Hij begint met de langste planken. Ik zou je graag helpen, zeg ik, maar nu maar beter van niet. Het is goed, zegt hij.
Als hij alles in zijn ruime auto heeft gelegd, komt hij terug. ‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt hij. De oostenwind is koud. Ik doe een stap naar achteren, hij overhandigt me een biljet van twintig euro. Aan R heeft hij al eerder twintig euro aanbetaald. Ik aarzel, pak het dan toch aan en leg het op een nog te verkopen kast. In de winkels mag zo’n transactie niet meer. De man zegt: ‘Ik heb meer van deze kasten, ik wilde er eentje naast zetten, ik dacht: ik ga even naar Ikea. Maar deze hebben ze niet meer.’ ‘Al lang niet meer,’ zeg ik, ‘daarom is de vraag op Marktplaats best groot.’ Ik doe nog een paar stappen naar achteren, pak een van de vier inzetlades en vraag of hij die wellicht kan gebruiken. Hij bekijkt de inzetlade. Ik zeg dat wij ze gebruikten voor cd’s en dvd’s, maar ja, zeg ik, wie heeft die nog. ‘Nou, wij wel,’ zegt de man. ‘Wat wil je er voor hebben?’ vraagt hij. ‘Wat heb je er voor over?’ ‘Ik begin met tien euro,’ zegt hij. Ik kijk bedenkelijk. ‘Vijftien.’ ‘Voor alle vier?’ ‘Nee,’ roep ik, ‘per stuk.’ Ik pak de grote boodschappentas met de rails en het beslag. ‘Voel,’ zeg ik, ‘er zit veel zwaar materiaal in, om het gewicht van die cd’s aan te kunnen, om de bakken soepel in en uit te schuiven.’ Hij vraagt wat ze gekost hebben. Ik zeg dat ze niet goedkoop waren, met zijn vieren even duur als de kast. In werkelijkheid heb ik geen idee. ‘Valt het front op de kast of erin?’ ‘Erop,’ zeg ik. Hij heeft andere lades, die vallen er ook op. ‘Veertig euro,’ zeg ik, ‘voor alle vier.’ We hebben een deal.
R die klaar is met zijn telefonische interview voor de Albrandwaardse radio wat later ook nog gebruikt zal worden op RTV Rijnmond, komt aangelopen. Hij ziet de man twee inzetlades pakken om mee naar buiten te nemen. ‘Ik ga berooid weg,’ zegt de man tegen R. ‘Ouwe handelaar,’ R slaat een arm om me heen. De man komt terug met twee briefjes van tien en eentje van twintig. Ik leg ze op het andere biljet. We kletsen wat over de toestand. ‘Je komt uit Ede toch?’ vraag R. ‘Dan is Apeldoorn niet ver toch?’ ‘Vlakbij,’ zegt de man. R vertelt over de deurtjes die hij aan iemand in Apeldoorn verkocht heeft en die we eind maart in Harderwijk, wanneer we naar een feestje ter gelegenheid van een nieuwe wereldbewoner zouden gaan, zouden overhandigen, dat dat er nu niet in zit. ‘Ik kan ze meenemen,’ zegt de man. Ik laat één deurtje zien. De man loopt naar zijn auto om te kijken of hij ze nog kwijt kan, R zoekt contact met Apeldoorn, ik loop naar boven, niet alle vier de deurtjes staan al beneden, en ook het beslag moet ik nog bij elkaar zoeken en in een zakje doen.
‘Succes met de kast,’ zeggen we tegen de man. Ik pak de bankbiljetten tussen duim en wijsvinger, neem ze mee naar de keuken, leg ze op de tafel en was mijn handen met zeep en water. ’s Avonds stop ik het geld in mijn portemonnee.