De vrienden waren moe, bedroefd, hun vader, schoonvader en opa was net gecremeerd na een kalme maar toch nog snelle dood. Ik luisterde en maakte ondertussen de la-dolce-vita-lasagne met courgette, citroen en kaas, troostrijk voedsel. Ik wist dat vriend M die heel lekker vond.
De vader was een charmante man, ik had hem een paar keer gezien op verjaardagen; twee, drie jaar geleden had ik nog lang met hem gesproken over zijn jeugd in Beiroet, over hoe hij met zijn broer naar Europa was gekomen om van daaruit verder te trekken naar Canada, iets wat de broer wel deed, maar hij niet, hij werd verliefd en bleef in Rotterdam.
Lang geleden had hij een film gemaakt, volgens een krantenrecensie die M had gevonden en nu op zijn iPad aan ons liet zien, was de film best pikant en ook onnavolgbaar. Zijn leven lang had hij veel gefilmd en gefotografeerd. ‘Dat wordt nog een enorme uitzoekerij,’ zei M. Voor de kleine bijeenkomst in het crematorium had hij een fotoselectie van zijn vader gemaakt en nu liet hij die aan ons zien op de iPad op de keukentafel waar inmiddels ook de lasagne stond.
In de nog jonge vader zag ik onze vriend, als twee druppels water. In een wat oudere versie zag ik hem trots staan in het metrostation Wilhelminaplein. Net zomin als ik iets wist van die film, wist ik ook niet dat hij de zwevende vloeren van dat metrostation had ontworpen en berekend, dat hij de ronde gaten had ingetekend die in het beton tussen de twee sporen zitten en ook overal in de zwevende plafonds en dat het een whiskyglas was geweest dat hem al tekenend de juiste ingeving en maatvoering had gegeven. ‘Dat verhaal van dat whiskyglas is legendarisch,’ zei M. Dan was er nog zijn grote betrokkenheid bij het ontwerp van het ministerie van VROM, bij het hoofdkantoor van het Rotterdamse Havenbedrijf, en nog veel meer in onze stad.
Op onze keukentafel was de vader niet dood. ‘Ik wil die film van je vader wel een keer zien,’ appte ik M een paar dagen later.