Toen alle romans vanuit de woonkamer hun plek in de compacte bibliotheek in de werkkamer hadden gevonden, bleven de woonkamerkasten verweesd achter als een ernstig aangetast gebit met hier en daar nog een tand of een kies. Weliswaar kregen ze vanuit de werkkamer iets terug voor hun generositeit: kunstboeken, geschiedenis, filosofie, architectuur, boeken die de diepte van de woonkamerkasten goed konden gebruiken, maar ze pasten met gemak in één kast. Tweeëneenhalve kast en het opzetstuk leken over te schieten.
Ik pakte drie lege opbergbakken en begon de handvol tanden en kiezen uit de meest linkse kast te halen – bij iedere opruimactie zijn de niet gerubriceerde dingen die ooit ‘even’ op een plank achter een kastdeur belanden de tijdvreters, de hoofdbrekers. Daarna schoof ik de kast van de muur: alleen op de onderste dertig centimeter van de muur en de kast zat door stof grijs gekleurd spinrag, niet eens heel veel. Op de plint en de vloer herkende ik de bruine stipjes spinnenpoep. Met een plamuurmes zijn die er zo vanaf te schrappen.
Daarna deed ik hetzelfde met de volgende kast. Op de onderste twee planken zaten speciale lades voor cd’s. De cd’s hadden inmiddels vijf vindplaatsen – behalve in deze vakken stonden ze in een speciaal cd-kastje met een glazen deur dat verderop aan de muur hing, lagen ze in het handschoenenvak van de auto, in de bakken onder het openhaardplateau en op een losse stapel in de werkkamer. Vijf plekken komt er op neer dat er geen cd meer wordt gedraaid. Ik begon te meten en te rekenen.
Toen R ’s avonds laat thuiskwam en het slagveld overzag, vroeg hij: ‘Moeten deze kasten nu ook weg?’ Ik zei dat ik een van de brede kasten ging kantelen en er wielen onder ging zetten, als een soort dressoir, en dat ik de smalle kast er bovenop ging leggen en dat daarin een oplossing voor alle cd’s zou komen. ‘Je doet maar,’ zei hij.
Ik vroeg of hij de lege kasten op hun zij wilde leggen, zowel de brede als de smalle. Met zijn 1 meter 87 is hij daar geknipt voor. Ik had al een oude slaapzak op de grond gelegd. Daarna vroeg ik hem of we samen de smalle kast op de brede konden tillen. We gingen op de bank zitten en keken naar het bouwwerk in wording: zes vakken in de breedte, drie vakken in de hoogte. ‘En dan moet je er nog wielen onder denken,’ zei ik.