Staartmezen! Omdat in mijn werkkamer een project gaande is waarvoor het hout pas volgende week bij de Hubo is, werk ik deze dagen veel aan de keukentafel. Met zicht op de tuin. Ik was net bezig een heggenmus te bestuderen met de verrekijker, hij scharrelde achter in de tuin rond de voedertafel, toen ik plotseling twee staartmezen aan de pindakaaspotkooi zag hangen.
Ze leken te begrijpen dat er een verrekijker in de buurt was, want ze showden allebei hun achterkanten met die donkere zijkruinstrepen die vanaf hun kop via de rug zo door leken te lopen in hun enorm lange staarten. Daartussen banen vaalwit en roodbruin. Eentje ging pindakaas eten, de ander vloog naar de voedersilo. Even later zat er eentje in de amberboom en de ander in de andere amberboom waar die een kruimel meepikte van het grote vetblok, ze wisten hoe ze me moesten paaien door voor alle aangeboden voedsel belangstelling te tonen. Toen zag ik er nog een overvliegen en bij de buurvrouw ook een. Vier, misschien wel vijf staartmezen.
Ik volgde er eentje met de verrekijker terwijl hij heen en weer hipte over de takken, het witte buikje was als een pompom, of hoe heet zo’n zachte bol op een muts. Ik maakte ze vroeger op de kleuterschool of de lagere school met wol en twee ronde stukjes karton met een gat in het midden. Ik zag de staartmeessnavel heel snel open en dicht gaan, het hoge snerpende geluid reikte tot in de keuken.
Op de site van de Vogelbescherming las ik dat staartmezen standvogels zijn, die altijd in de buurt blijven van de plaats waar ze ter wereld komen. Enkele kilometers, zo ver zwerven ze in de winter. Ze broeden dus hier in de buurt. Hun nest maken ze van korstmossen die ze tot een prachtige bol vormen, schrijft de Vogelbescherming, in dichte struwelen. Waar zijn hier de dichte struwelen?