De herfst komt in de liquidambar van binnenuit. De eerste gele bladeren zitten dicht bij de stam, vooral bovenin. Ook verderop naar onderen zit tussen het groen geel, maar dat lijkt voor een deel losgekomen blad van boven. Bij de volgende regenbui of windvlaag dwarrelen ze de tuin in, het terras op. Ik weet niet of het vorig jaar ook zo ging. De amberbomen zijn beroemd om hun schitterende verkleuring van groen naar vlammend rood en oranje om geel te eindigen. In de linkerboom is in de top gelukkig een eerste warme gloed zichtbaar.
In de wilde bloemenstroken zijn nog voortdurend verrassingen: een paar felblauwe korenbloemen, verschillende composieten met als opvallendste een paar zonnehoeden met hun grote bolle, ronde zwartglanzende harten met daaromheen het felgele bloemblad; verder wat weegbreeslangenkruid met doorschijnende lila en witte klokjes.
De nieuwe planten van de Hessenhof lijken ook gelukkig. Twee van de zes Dikke Floskes hebben na het planten rode aren gemaakt waarmee ze vrolijk wiegen in de herfstwind. De ‘Sprookjes uit de Oeral’ phloxen waarvan ik de stelen vanwege meeldauw bijna kaal moest knippen hebben ondanks dat euvel lang roze gebloeid al is dat nu praktisch over. Op de meeste stelen zit weer nieuw blad. De twee ‘ruby slippers’ lobelia’s staan al sinds het planten dapper auberginerood te kleuren met hun kleine bloempjes. Daaromheen breidt de bodembedekkende dovennetel met zijn witgrijsgroen gevlekte bladeren zich gestaag uit. Een oudere dovennetel die naast de Japanse azalea staat en inmiddels een dicht tapijt vormt bloeit nog regelmatig met een of twee felroze bloempjes. Ook de grote ‘blaue auslese’ lobelia’s doen hun naam eer aan: drie van de acht bloeien nog altijd blauw, de overige verkleuren naar lichtgroen, al maken ze onderaan nieuw blad dat weer net zo groen is als van de nog bloeiende lobelia’s. Eén heeft tijdens een storm een deel van de regentonvoet op zijn kruin gekregen, waardoor zijn steel is geknapt. Maar hij zal er weer bovenop komen. De knautia of beemdkronen met hun luchtige, slordige, krullerige groei die links en rechts in de borders naast het siergras staan maken voortdurend nieuwe helderrode bloemen.
Dan is er nog de clematis. De rechter is al sinds het begin een zorgenkind waarvan de jonge scheuten en bladeren tegen de herfst volledig bruin kleuren en sterven om dan toch in het voorjaar of de zomer weer op te rijzen met een of twee nieuwe scheuten. De linker heeft zich inmiddels over de volle breedte van de linkerschutting uitgestrekt: een spanwijdte van meer dan twaalf meter. Nu zijn er zelfs scheuten die het terras opkomen en die ik dankzij de nieuw aangebrachte trellis op het muurtje verder kan leiden. De onderste delen van het traliewerk zijn voor de Toscaanse jasmijn, door de bovenste twee rijen weef ik de clematisscheuten: altijd willen ze verticaal, ik dwing ze horizontaal, weef ze iedere dag een stukje verder door het hekwerk.