Zelfs de Nederlandse hond en kip hebben een agenda en een horloge zoals de buitenlander die nooit zal hebben, zei de in Irak geboren civiel ingenieur en schrijver Rodaan Al Galidi in het tv-programma VPRO Boeken.
Ik zocht een horloge uit, gewoon hier bij de juwelier vlakbij. Zeker vijftien jaar, misschien wel twintig, had er geen tijd om mijn pols gezeten.
In ons brein zit geen horloge. Dat las ik woensdag in Trouw. Onderzoekers van het MIT in Boston stelden het vast. De neuronen die betrokken zijn bij een activiteit – het knipperen met de ogen, het indrukken van een knop, het springen naar een hoek om een bal uit het doel te houden – doen er gewoonweg langer of korter over om van beginstand naar eindstand te komen al naar gelang het verlangde tijdsinterval. De thalamus, het regelcentrum van het brein, stuurt die reactie aan. Hoe precies weten ze nog niet. In ieder geval gaan daar de neuronen niet zoals in het motorische hersendeel sneller of langzamer, maar beginnen ze domweg meer of minder te vuren. Ik stelde me meisjes op paarden voor. Moest het paard snel van stilstand in galop, dan prikten ze heel veel keren met hun sporen in de flanken, mocht het langzaam, dan prikten ze slechts af en toe. Zoiets. Trouw citeert uit het onderzoek: ‘Het zou ook onrendabel zijn voor de hersenen om tijd en energie te steken in een uurwerk dat niet altijd nodig is. Veel logischer is het om de timing over te laten aan dat deel van de hersenen dat de actie moet coördineren.’
Onrendabel zat het horloge om mijn pols mooi te wezen. Af en toe keek ik en genoot dan secondenlang van de schoonheid, de rode secondewijzer die gestaag voort tikte.