‘Moet je mijn nieuwe auto nog zien?’ vraagt hij. O ja. Ander merk dan de onze, maar ik zie nauwelijks verschil. Oké, iets rondere achterkant, paar centimeter meer kofferruimte. Er staat een politiebus in de straat, een agente komt aangelopen, een motoragent komt uit het zijpad. We kijken een poosje vanaf het balkon. Hij: ‘Zit hier een schoenenzaak?’ We lopen naar de winkels, Nelson. Een verkoper zegt: ‘Mevrouw, meneer, kan ik u helpen?’ Hij: ‘Ik zoek ouwelullenschoenen.’ De verkoper zegt: ‘Hier staan onze classics.’ Hij: ‘Ik heb lastige voeten.’ De verkoper heeft allang gezien wat voor vlees hij in de kuip heeft, komt terug met vier dozen. Het eerste paar wordt het, voor een bedrag waarvoor hij anders vijf paar koopt, omdat hij gelooft dat er voor hem geen schoenen zijn die langer dan een jaar meegaan. Maar deze veren tenminste. ‘Als ze binnen het jaar kapot gaan,’ verzekert de verkoper, ‘krijgt u van mij nieuwe.’ Alweer buiten zeg ik: ‘Als ze tegen die tijd niet failliet zijn.’ Hij lacht. We halen de Hoekschewaardse groenten op. Hij neemt een softijsje. Naar huis. Ik snij de zoete bataat, hussel de stukjes met komijn, cayenne en olie, doe ze in de oven, maak salsa, zwartebonenpasta, salade, verwarm kleine tortilla’s. Hij leest een krant, morgen worden zijn nierstenen vergruisd. Ik zet alles op tafel. ‘Je galgenmaal,’ zeg ik.