Weer

tarwe2507Vijftien moest het vochtpercentage inmiddels zijn. Vroeger was zestien ook goed. ‘Iets met Europa,’ zei mijn broer, ‘regels die gelijk getrokken zijn.’ In mijn jeugd had ik regelmatig gemonsterd. Dan bracht mijn vader of mijn oom of mijn broer een oud conservenblik vol net geoogste tarwekorrels en schepte ik met een oude lepel net zoveel korrels op het grijze schaaltje tot het gewicht waaraan het schaaltje hing horizontaal bleef. Dan liet ik de korrels van het schaaltje in het meetapparaat glijden, drukte twee knopjes bovenop het apparaat in en las aan de voorzijde waar de wijzer bleef steken. Zestien was prima, vijftien was perfect, veertien ging naar de droge kant, zo’n partij kon je het beste mengen met tarwe die je ’s ochtends als eerste had geoogst. Daar zat altijd wat meer vocht in. Zeventien procent bijvoorbeeld. Heel Europa had last van de nattigheid. ‘In Frankrijk,’ zei mijn broer, ‘verwachten ze een derde minder opbrengst, in Nederland circa tien procent.’ Felle buien krijgen onrijpe tarwe plat. Milde regens krijgen ook rijpe tarwe plat, gewoon omdat graan zijn stevigheid verliest zodra het rijp is. Toch kwam de maaier er nog onder, zei mijn broer. De kapucijners moesten er wel snel af. Die lagen op de grond en als die zich volzogen begonnen ze weer gewoon opnieuw te kiemen. Gelukkig kwamen er een paar zomerse dagen aan.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.