Op 13 april las ik in de Groene Amsterdammer op de plek van H.J.A. Hofland’s column: ‘H.J.A. Hofland schrijft de komende tijd niet.’ ‘Ik voorspel een overlijdensbericht dit jaar, al hoop ik het niet,’ appte ik een goede vriend die De Groene ook trouw leest. En nu was hij dood. Via de VPRO-radiovrijdagen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, programma’s als Het Gebouw en ’s middags Welingelichte Kringen, rolden Hoflands analyses, observaties, kennis en karakteristieke stemgeluid mijn leven in en opende hij voor mij de kleine wereld van de straat, de grote wereld van de Koude Oorlog, Amerika, het Oostblok. Ik leerde wantrouwig te zijn als de hele wereld hysterisch deed: sensatiebeluste onwetendheid, bromde Hofland dan. Opgewonden moest je zijn over schrijnende kwesties die de voorpagina’s nauwelijks haalden. Ik herinner mij Het Marathoninterview, waarin hij vijf uur lang te gast was. Dat kon toen nog op radio 1. Hij was net terug van een lang verblijf in New York, ik liep door de straten terwijl hij vertelde, ik zou er ooit naartoe gaan, wist ik. Op tv zag ik een recente foto van hem. Hij leek al half vertrokken, H.J.A. Hofland.