Ik wilde een theaterkaartje, surfte naar een website. Account? Nee, ik was er nog nooit geweest. Naam, adres, geboortedatum, telefoonnummer, m/v. Ik wilde alleen maar een kaartje! Ik belde. Waarom? De dame was een goeie. Ze zei, alsof ze de contacten met de brandweer persoonlijk onderhield: ‘Vereiste van de brandweer. Het klinkt niet fijn, maar als het ergste gebeurt, dan wil de brandweer kunnen vaststellen wie de verkoolde bezoekers waren.’ ‘En als ik een kaartje aan de kassa koop?’ ‘Dan moet ik officieel uw naam en telefoonnummer noteren. Als het druk is schiet dat er natuurlijk bij in. Daar kan ik voor op de vingers getikt worden.’ ‘Maar wie gaat de brandweer bellen als alle namen en telefoonnummers van de lijst verkoold in de zaal zitten te zijn?’ Ze zweeg. ‘En wat als ik acht kaartjes koop en die aan mijn nichtjes en neefjes geef?’ ‘Dan wordt u gebeld.’ En plotseling wist ik wat er mis was, in het klein en in het groot. Zo’n brandweer (en trouwens ook het theater) moest natuurlijk zijn energie helemaal niet vermorsen met het controleren van registraties voor de eventuele situatie na het erge, ze moest alle energie stoppen in het dagelijks openen van nooduitgangen, het testen van de brandvertragende werking van vloerbedekkingen, het meten van de hoeveelheid vet in de afzuigkap boven frituurpannen, het voortdurend dichtgooien van zaken die er een potje van maakten, zodat er nooit gebeld hoefde te worden. Maar die ruimte (geld) gaven we de brandweer niet. Daarom deed één van die Parijse terroristen ook geen enkele moeite zijn gezicht te verbergen voor de camera’s van dat Belgische tankstation. Waarom zou hij? Die camera’s hoorden tot dezelfde mosterd-na-de-maaltijdsystemen als die theater- en brandweerboekhouding. Knarsetandend maakte ik een account aan. Ik wilde het nieuwe werk van Judith Herzberg zien.