Heel even zagen we een parallel. Mijn zwager wees op het affiche ‘Nederland-Duitsland gaat niet door’ in het schitterende boek Rotterdam van Jan Oudenaarden en Rien Vroegindewij, dat ik uit een zeer attent hart had gekregen. Op 29 november 1938 verbood de Rotterdamse burgemeester Oud de voetbalwedstrijd Nederland-Duitsland, die op 11 december in het nog maar anderhalf jaar oude Feijenoord-stadion gespeeld zou worden. ‘Ter voorkoming van verstoring van de openbare orde’. Daar hield de parallel op. In de herfst van 1938 schoot een Joodse man een Duitse ambassadesecretaris neer waarop de Jodenvervolging in Duitsland een hoogtepunt bereikte. De Rotterdamse politie vreesde heftige demonstraties tegen de Duitse voetballers en supporters. Burgermeester Oud stond voor een dilemma: de wedstrijd verbieden zou de handelsbetrekkingen met Duitsland kunnen schaden. En daar begon de parallel weer. Burgemeester Aboutaleb, na de aanslagen in Parijs in alle media graag gezien voor zijn ferme woorden, was net terug van een handelsmissie naar Saoedi-Arabië. En dan was er nog de vraag of het verbieden van interlands een voorbode voor oorlog is.