Ik overwoog het voorbalkon, maar daar was de straatlantaarn. Dus haalde ik de anti-inbraaklat weg, draaide de sleutel om, schoof de keukendeur open en stapte de tuin in. Ik had niet eerder om vier uur ’s nachts in de tuin gestaan. Bij de buurvrouw brandde een felle buitenlamp, ook een paar huizen verderop werd niet op een paar watt of lux gekeken. Tussen de amberboom die het licht van de buurvrouw filterde en de Japanse kers van de buurvrouw die het licht van de lantaarn op het wandelpad tegenhield, stond ik in directe verbinding met de maan die nu bijna geheel beschaduwd was door de planeet waarop ik stond. Het was prima te doen, in badjas en op gympen drie kwartier in een achtertuin staren naar een lichtoranje bol met verder niks. Geen kat op jacht, geen kikker in of uit het water, geen buurman of buurvrouw die in een andere tuin hetzelfde deed als ik. Alleen de snelwegen verderop draaiden hun geluidsband, te zacht om het gewrijf van mijn jeukende duim over het badstof te overstemmen, maar wel volcontinu. Een nieuwe was in de planning. Misschien kon Volkswagen het tij nog keren.