Ik bestudeerde de snavel van de houtduif, oranje overgaand in rood en tot slot in een witte bobbel het dichtst bij zijn kop. Hij is niet bang, landt gewoon op de rand van de schutting, anderhalve meter van mij af, om daarna door te vliegen naar de vijver. Pikt de merel zowel links als rechts van het bruggetje in het water, de houtduif drinkt altijd rechts. Hij boog zijn kop diep, duwde de hele snavel onder water, leek te slikken als hij weer boven was, maakte daarna met zijn snavel heen en weer gaande bewegingen door het water, alsof hij zichzelf nat wilde spatten. Ook ging hij diep door de poten, de borst bijna in het water. De merel die er al was, hipte bij aankomst van de houtduif naar de linkerkant, waar hij weer wat kikkervisjes verorberde, die zoëven zelf nog muggen en muggenlarfjes verorberden. Zelfs plukte ik vanuit mijn stoel wat rucola en stopte de blaadjes in mijn mond. Zien eten is doen eten. Alex Brenninkmeijer zei vorige week dat hij sinds het lezen van Joris Luyendijk (die de financiële wereld vergelijkt met een biotoop) het gezelschap dat hij moet toespreken extra goed bestudeert, om uit te vinden in wat voor soort biotoop hij zich bevindt. Ik kon de biotoop van deze dagen in de tuin het beste omschrijven als een zelfvoorzienend openluchtrestaurant met vaste eet- en drinktijden, vaste stamgasten, solitair aan hun vaste tafels met daarop iedere dag het vaste recept.