Ik las dat het aantal auto’s in Nederland stabiliseert rond de acht miljoen en het aantal gereden kilometers per jaar gelijk blijft. De gegevens stonden in een rapport van de Rabobank over tankstations. Tankstations hebben het moeilijk, schreef Trouw afgelopen woensdag. Al langer is bekend dat jonge mensen niet hechten aan een auto, ze reizen graag, maar afhankelijk van hun bestemming en tijdstip kiezen ze de ene keer voor de fiets, dan voor de trein, dan voor een (geleende) auto. Van de 100 inwoners hebben er 42 een auto. Onder jongeren (18-30 jaar) is dat 29. Volgens het CBS neemt het autobezit onder jongeren af. In de groep 25 tot 40 jaar neemt het autobezit al vijf jaar op rij af. Er is al jaren een trek naar steden, vooral ook van jonge gezinnen. Onder de stedelijke bevolking is het autobezit een stuk lager dan gemiddeld. Volgens de site van Rijkswaterstaat ontstaan files als er in één keer een heleboel auto’s op de weg komen. Of door ongelukken, slecht weer, werkzaamheden. Over vijftien jaar zal een parlementaire enquêtecommissie concluderen dat de na 2010 aangelegde asfaltkilometers weggegooid geld zijn geweest, dat iedereen de cijfers kende, ook als het ging om afnemend goederentransport omdat we dankzij de digitale weg alleen maar het digitale ontwerpje van over de hele wereld hoefden te halen, niet meer de containers met spullen. Geen minister zal sneuvelen, want ’toen was het eenmaal de politieke cultuur om niet op basis van feiten maar op basis van belangen (wie het best lobbyt) te beslissen’. In de Bosatlas van 1971 vond ik onder het kopje Visuele milieuvervuiling een kaart van Nederland met honderden zwarte en rode stipjes. Zwarte stipjes zijn autokerkhoven met minder dan honderd wrakken, rode stipjes kerkhoven met meer dan honderd wrakken. Toen waren er trouwens 2,25 miljoen auto’s.
(Eigenlijk was ik op zoek naar een wegenkaart van Nederland van rond 1920.)