Ik had de stoel al zien staan, aan het einde van het tuinpad, voor de schuurdeur. Nu zat de buurman erin, mooi in de zon, vitamine D verzamelend. Ik keek in de koelkast, schreef een paar dingen op, ging door de voordeur naar buiten en zei hallo tegen de buurvrouw. De buurvrouw was op vakantie geweest. Ik vroeg me af of haar chocoladebruine, leerachtige huid nog vitamine D kon opnemen. ‘Als je nog een kaart krijgt,’ zei ze, ‘waarop staat dat we op vakantie zijn, dan is dat oud nieuws.’ Geen van de tweeëntwintig kaarten vanaf Fuerteventura was aangekomen. ‘Dat wordt bijzondere post,’ zei ik, ‘over een jaartje of tien.’ Bij de groentevrienden hadden ze iets nieuws. IJs. Stiekem wist ik het al. Dat het softijs was, was een verrassing. Onbewust had ik al voorstellingen gemaakt van aardbeienrood, ananasgeel en kiwigroen vruchtenijs. Ik likte aan het spierwitte goedje. Het was een ongewone kleur tussen de groente en het fruit.